Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is een woningcorporatie. Zij is op 1 januari van de jaren 2016 tot en met 2022 eigenaar van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2 Wmw. X heeft voor deze jaren verhuurderheffing voldaan.

In hoger beroep is in geschil of de verhuurderheffing strijdig is met artikel 1 EP.

Hof Den Haag stelt voorop dat voor elk jaar op zich moet worden beoordeeld of de verhuurderheffing in strijd is met artikel 1 EP (vgl. HR 14 juni 2019, 17/05606, ECLI:NL:HR:2019:816, NLF 2019/1464, met noot van Dusarduijn). Op het niveau van de regelgeving is volgens het Hof geen sprake van een schending van artikel 1 EP. Dat geldt meer specifiek ook voor de afweging om, behoudens de maximering van de waarde, bij het vaststellen van de heffingsgrondslag de WOZ-waarden als uitgangspunt te (blijven) nemen. Ook is geen sprake van een individuele en buitengewone last, aldus het Hof.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2016-2022
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
10 december 2024
Rolnummer
24/78; 24/79; 24/80; 24/81; 24/82; 24/83; 24/84
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2378
NLF-nummer
NLF 2025/0242
Aflevering
28 januari 2025
bwbr0034553&artikel=1.2,bwbr0034553&artikel=1.2

Naar de bovenkant van de pagina