Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) is op 1 januari 2019 en 1 januari 2020 enig-eigenaar van meer dan vijftig huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2 Wmw. De huurwoningen zijn opgenomen in de aangifte verhuurderheffing van X over het jaar 2019 en 2020.

X heeft beroep (ongegrond) en hoger beroep ingesteld inzake de verhuurderheffing 2019 en 2020.

Hof Den Haag oordeelt dat het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2018 (16/04098, ECLI:NL:HR:2018:846 , NLF 2018/1328, met noot van De Ruiter) weliswaar heeft geleid tot een tijdelijke onevenredige ongelijke behandeling van enig-eigenaren en mede-eigenaren, maar dat een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling aanwezig is. Het gelijkheidsbeginsel (discriminatieverbod) is dan ook niet geschonden (jaar 2019). Dat geldt ook voor het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Het Hof oordeelt verder dat de reparatiewet (Wet van 8 juli 2020 tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II; reparatie verhuurderheffing bij gedeeld genot huurwoningen) en de daaraan verbonden terugwerkende kracht in het geval van X geen inbreuk vormt op artikel 1 EP. Deze komt ook niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019-2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
17 juli 2024
Rolnummer
23/171; 23/172
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1587
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2024/2455
Aflevering
5 november 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6643
bwbr0034553&artikel=1.2,bwbr0034553&artikel=1.2

Naar de bovenkant van de pagina