Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op 2 april 2020 een bezwaarschrift ingediend inzake een WOZ-beschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 13 april 2021 is de WOZ-beschikking gehandhaafd.

Het verzoek van X om toekenning van een dwangsom is afgewezen. X heeft (uitsluitend) inzake het niet toekennen van een dwangsom beroep ingesteld.

Tussen partijen is niet langer in geschil dat X recht heeft op toekenning van een dwangsom van € 1.352. Rechtbank Noord-Holland ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Het beroep is daarom gegrond.

X heeft ter zitting verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Volgens de Rechtbank is evenwel met de uitspraak op bezwaar aan de door X ondervonden spanning en frustratie een einde gekomen en eindigt de in aanmerking te nemen termijn op het moment waarop die uitspraak is gedaan. Zij verwijst hierbij naar het arrest HR 2 september 2022, 22/00186, ECLI:NL:HR:2022:1128, NLF 2022/1806, met noot van Bergman. De Rechtbank acht het arrest tevens van toepassing in de situatie waarin een oordeel is gegeven over het geschil in de hoofdzaak, en tegen dat oordeel geen rechtsmiddel is aangewend, zoals in het onderhavige geval.

In casu is het geschil in de hoofdzaak geheel binnen de in aanmerking te nemen redelijke termijn van twee jaar beëindigd, zodat X geen recht heeft op een vergoeding van immateriële schade.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
21 februari 2023
Rolnummer
21/2493
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2023:1519
NLF-nummer
NLF 2023/0635
Aflevering
23 maart 2023
bwbv0001000&artikel=6,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina