Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 november 2024 op het verzet van naam bv, te plaats (de onderneming) (gemachtigde: mr. B. Willemse)
Procesverloop
De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 9 mei 2023.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 juli 2024. Geen van de partijen was aanwezig.
Overwegingen
1. Met het besluit van 6 september 2022 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) beslist op het bezwaar van de onderneming tegen het besluit van 6 april 2022 tot intrekking van de eerder verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De minister heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Met de uitspraak van 9 mei 2023 heeft het College het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.De laatste dag van de bezwaartermijn was 18 mei 2022. Het bezwaarschrift is op 21 juni 2022 door de minister ontvangen. Dat de onderneming daarmee te laat bezwaar heeft gemaakt, is niet in geschil.
3. Vaststaat dat het besluit van 6 april 2022 op de juiste wijze, digitaal, bekend is gemaakt en dat de minister op diezelfde dag een notificatie e-mail heeft verzonden aan het door de onderneming bij de aanvraag om verlening van de subsidie van 10 maart 2021 opgegeven e-mailadres. Daarna heeft de minister nog verschillende andere e-mails aan dat adres verzonden. Pas op 14 juni 2022 raakte de onderneming op andere wijze op de hoogte van het besluit van 6 april 2022. Toen ontdekte zij ook dat het door haar bij de aanvraag opgegeven e-mailadres een niet geldig e-mailadres betreft.
4. Voor het kader voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in het algemeen verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Het College verwijst ook naar zijn uitspraak van 5 november 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:775) waarin meer in het bijzonder wordt ingegaan op de betekenis van een notificatie e-mail in dit kader. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding aan de onderneming kan worden toegerekend. Die vraag beantwoordt het College bevestigend. Het niet ontvangen van de notificatie e-mail en daarmee de termijnoverschrijding is het gevolg van het door de onderneming opgeven van een niet geldig e-mailadres, namelijk met de extensie “.com” in plaats van de extensie ”.at”. De onderneming heeft daarvoor geen andere verklaring gegeven dan dat het een vergissing betreft. Dat is niet toereikend voor het oordeel dat haar een slechts gering verwijt treft. Daarbij betrekt het College dat een aanvrager twee maal, aan het begin en aan het einde van de aanvraag, de gelegenheid krijgt om de juistheid van zijn gegevens te controleren.
5. De conclusie is dat de uitspraak van 9 mei 2023 juist is. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van de onderneming niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, mr. R.W.L. Koopmans en mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van E.A. van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.