Samenvatting
De looptijd van de 30%-regeling is maximaal vijf jaar. Als hoofdregel geldt dat perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf in Nederland in de afgelopen vijfentwintig jaar in mindering worden gebracht op de looptijd (zie artikel 10ef, lid 1 en 2, Uitv.besl. LB 1965). Artikel 10ef, lid 4, Uitv.besl. LB 1965 regelt wat niet als eerder verblijf in Nederland geldt en luidt als volgt:
‘Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de ingekomen werknemer niet in Nederland verbleven indien hij in elk kalenderjaar van de periode van vijfentwintig jaar in totaal niet langer dan zes weken in Nederland is verbleven wegens vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden, waarbij in de periode van vijfentwintig jaar eenmalig een periode van maximaal drie aaneengesloten maanden in Nederland wegens vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden niet in aanmerking wordt genomen.’
In de uitvoeringspraktijk bestaat onduidelijkheid over de samenloop van de jaarlijkse periode van zes weken en de eenmalige uitzondering van drie aaneengesloten maanden.
Vraag
Indien gebruik wordt gemaakt van de uitzondering van de éénmalige, aaneengesloten periode van verblijf van drie maanden, kan in datzelfde kalenderjaar dan daarnaast ook nog gebruik worden gemaakt van de uitzondering van de jaarlijkse periode van verblijf van zes weken?
Antwoord
Ja. Naast toepassing van de eenmalige uitzondering van drie maanden kan in een kalenderjaar ook nog maximaal zes weken in Nederland worden verbleven, zonder dat dit verblijf op grond van artikel 10ef, lid 1, Uitv.besl. LB 1965 in mindering komt op de looptijd.