Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan Rijnvarende X (belanghebbende) zijn twee A1-verklaringen afgegeven. Eerst een door de SVB voor de periode van 1 januari 2016 tot 1 april 2019. Deze verklaring staat onherroepelijk vast. Het Liechtensteinse orgaan heeft later (op 15 oktober 2018) een A1-verklaring afgegeven waarin vanaf 1 september 2018 de Liechtensteinse wetgeving als toepasselijke wetgeving is aangewezen.

In geschil is of X in 2019 premieplichtig is in Nederland en, zo ja, of de Liechtensteinse socialeverzekeringspremies verrekend kunnen worden met de aanslag IB/PVV 2019.

Voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 is X naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant sociaal verzekerd in Nederland. De door de SVB afgegeven A1-verklaring is bindend.

Voor de periode vanaf 1 april 2019 is de situatie minder duidelijk. De Rechtbank kent in het onderhavige geval geen rechtskracht toe aan de Liechtensteinse A1-verklaring. Voor de periode vanaf 1 april 2019 moet de verzekeringsplicht dan worden bepaald op grond van artikel 4 Rijnvarendenovereenkomst. Aangezien de exploitant van het schip is gevestigd in Nederland, is de Nederlandse socialezekerheidswetgeving als toepasselijke wetgeving aangewezen.

De Rechtbank ziet geen grond voor verrekening van de in Liechtenstein ingehouden werknemerspremies.

Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
11 september 2024
Rolnummer
23/11367
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:6274
NLF-nummer
NLF 2024/2158
Aflevering
24 september 2024

Naar de bovenkant van de pagina