Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak is het verweerschrift van de Heffingsambtenaar te laat ingediend. Rechtbank Oost-Brabant ziet in dit geval geen reden het verweerschrift, dat wordt beschouwd als nader stuk, buiten beschouwing te laten. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de gemachtigde van X (belanghebbende) er tijdens de zitting blijk van heeft gegeven adequaat op dit nadere stuk te hebben kunnen reageren.

De Rechtbank merkt op dat de gemachtigde zelf contact heeft gezocht met de Heffingsambtenaar toen hij zag dat de zaak nog niet compleet was. Dit getuigt van een professionele houding en een collegiale instelling en is zeer te prijzen. De Rechtbank vindt het goed om dit hier extra te duiden omdat het in contrast staat met haar uitspraak van 19 november 2024 (24/1660, ECLI:NL:RBOBR:2024:5516, NLF 2024/2787) waarin het procedeergedrag van sommige ‘no cure, no pay’-bureaus nader is belicht.

De Rechtbank acht de Heffingsambtenaar geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
16 december 2024
Rolnummer
24/213
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2024:6313
NLF-nummer
NLF 2025/0465
Aflevering
25 februari 2025

Naar de bovenkant van de pagina