Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is een internationale onderneming actief in de veredeling, productie, bewerking, marketing en verkoop van groentezaden.

X heeft diverse soorten groentezaden onder de regeling actieve veredeling geplaatst. Voor toepassing van deze regeling is een vergunning vereist. X heeft met gebruik van zo’n vergunning een grotere hoeveelheid goederen onder de regeling actieve veredeling willen plaatsen dan in haar vergunning was vermeld. De Inspecteur heeft in de vergunningoverschrijding aanleiding gezien douanerechten na te vorderen voor het gedeelte van de overschrijding.

Volgens Hof Amsterdam is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Het overweegt dat de hoeveelheid een wettelijk verplicht onderdeel is van de vergunning actieve veredeling en dat het slechts mogelijk is goederen onder de regeling actieve veredeling te brengen tot de in deze vergunning vermelde hoeveelheid. Voor het meerdere beschikt X niet over een vergunning, zodat niet wordt voldaan aan één van de voorwaarden voor plaatsing van de goederen onder die regeling en voor die goederen een douaneschuld ontstaat.

Volgens het Hof zijn de ontstane douaneschulden niet tenietgegaan op grond van artikel 124, lid 1, onderdeel k, DWU. Het Hof heeft verder onder meer geoordeeld dat de aangiften van X niet kunnen worden herzien of gewijzigd.

X heeft met zes middelen cassatieberoep ingesteld en volgens A-G Ettema is middel V (tenietgaan van de douaneschuld) gegrond. De A-G acht niet buiten redelijke twijfel dat veredelingshandelingen niet vallen onder het begrip gebruik in de zin van artikel 124, lid 1, onderdeel k, DWU indien achteraf blijkt dat de veredelde goederen aan de regeling actieve veredeling zijn onttrokken wegens een onjuiste plaatsing. Zij geeft de Hoge Raad daarom in overweging hierover een prejudiciële vraag voor te leggen aan het HvJ.

Ook middel VI is gegrond omdat niet in algemene zin kan worden uitgesloten dat artikel 78 CDW de mogelijkheid biedt met terugwerkende kracht een vergunning op aangifte aan te vragen.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
21 september 2015 t/m 16 oktober 2018
Instantie
A-G
Datum instantie
29 november 2024
Rolnummer
23/03217
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1288
Auteur(s)
dr. M.L. Schippers LLM
EY / ESL / EFS
NLF-nummer
NLF 2025/0024
Aflevering
7 januari 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6740

Naar de bovenkant van de pagina