Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak zijn de WOZ-waarden van drie onroerende zaken in geschil die in gebruik zijn als crèche/kinderdagopvang.

De Heffingsambtenaar heeft bij de objectafbakening van adres 1 ten onrechte verschillende objecten onderscheiden, terwijl voor de toepassing van de Wet WOZ van één groter object had moeten worden uitgegaan, waarvoor één beschikking had moeten worden gegeven. Ten aanzien van adres 1 kan de WOZ-beschikking daarom niet in stand blijven. Het beroep is in zoverre gegrond.

De Heffingsambtenaar heeft voor de bepaling van de restwaarden gebruikgemaakt van de Taxatiewijzer Onderwijs. Daarbij heeft hij verwezen naar een aantal transacties van objecten met een vergelijkbare bestemming. X (belanghebbende) accepteert de taxatiewijzer uitdrukkelijk niet voor het onderbouwen van de restwaarden.

Naar het oordeel van Rechtbank Oost-Brabant heeft de Heffingsambtenaar echter met de transacties, mede in het licht van de in de taxatiewijzer opgenomen kengetallen en de daaruit af te leiden restwaarden, aannemelijk gemaakt dat hij niet is uitgegaan van te hoge restwaarden. Het beroep dat is gericht tegen de WOZ-waarden van adres 2 en adres 3 is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
7 juni 2024
Rolnummer
23/2473; 23/3307; 23/3308
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2024:2393
NLF-nummer
NLF 2024/1920
Aflevering
20 augustus 2024
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina