Direct naar content gaan

Samenvatting

De Hoge Raad stelt voor oude en nieuwe zaken enige algemene uitgangspunten vast waarnaar hij zich in fiscale boetezaken zal richten met betrekking tot de overschrijding van een redelijke termijn in de zin van artikel 6, lid 1 EVRM.
1. De redelijke termijn vangt aan op het moment waarop het betrokken bestuursorgaan handelingen verricht waaraan de belastingplichtige in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat een boete zal worden opgelegd. Daartoe behoren in elk geval de kennisgevingen als bedoeld in de artikelen 67g, lid 2 en 67k, lid 1 AWR.
2. Voor de berechting in eerste aanleg geldt als uitgangspunt dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar uitspraak doet.
3. Voor het hoger beroep geldt dat het Gerechtshof normaliter binnen twee jaar nadat het beroep is ingesteld uitspraak moet doen.
4. Soms zal echter - ook indien de termijnen van de afzonderlijke fasen in acht zijn genomen - de totale duur van het geding zodanig zijn dat de redelijke termijn toch is overschreden. Ook is het mogelijk dat de korte duur van een eerdere fase de te lange duur van een volgende compenseert.
5. De redelijkheid van de termijn is ook afhankelijk van (a) de ingewikkeldheid van de (fiscale) zaak, (b) de invloed die de beboete daarop zelf heeft gehad, (c)) de voortvarendheid van het bestuursorgaan en (d) de voortvarendheid van de rechter.
6. Overschrijding van de redelijke termijn hoort te leiden tot vermindering van boete, afhankelijk van de mate van overschrijding.
7. De rechter moet de redelijke termijn zelf toetsen maar hoeft daarvan alleen te doen blijken als door de beboete daaromtrent een klacht is aangevoerd en indien de uitspraak lang op zich heeft laten wachten.
8. De boetevermindering moet aan de hand van de boete die zonder termijnoverschrijding zou hebben plaatsgevonden worden geëxpliciteerd.
9. De Hoge Raad begrenst zijn onderzoek in deze kwesties enerzijds tot de juistheid van de rechtsopvatting en de begrijpelijkheid en anderzijds wat de aan de termijnoverschrijding verbonden gevolgen betreft tot de begrijpelijkheid.
10. De Hoge Raad toetst de termijnoverschrijding in volle omvang indien deze (mede) het gevolg is van het instellen van cassatie. De boetevermindering die daarvan het gevolg kan zijn bedraagt doorgaans 10% van de door het Hof vastgestelde boete.
In dit geval had het Hof de boete wegens termijnoverschrijding tot de helft terug gebracht, waarna deze nog fl. 17.859 had bedragen. Wegens de door het cassatieberoep extra veroorzaakte termijnoverschrijding vermindert de Hoge Raad de boete met 10% van dat bedrag waarna nog fl.16.065 overblijft.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1995
Instantie
HR
Datum instantie
22 april 2005
Rolnummer
37.984
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AO9006
ECLI:NL:PHR:2005:AO9006
bwbr0002320&artikel=67a&lid=1,bwbr0002320&artikel=67b&lid=1,bwbr0002320&artikel=67c&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina