Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Vanwege een gedeeltelijke teruggaaf van OZB heeft de Heffingsambtenaar de aan X (belanghebbende) toekomende invorderingsrente bij beschikking vastgesteld op € 0,53. X heeft bezwaar gemaakt.

Op 19 mei 2021 heeft de Heffingsambtenaar een ingebrekestelling ontvangen wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. X drong erop aan dat die uitspraak alsnog zou worden gedaan.

Bij uitspraak van 18 juni 2021 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de invorderingsrente op € 1 vastgesteld.

X had beroep ingesteld bij Rechtbank Noord-Nederland vanwege het niet tijdig nemen van een beschikking over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen ingestelde verzet is ongegrond verklaard.

In cassatie voert X terecht aan dat de Rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat X een dwangsom verlangde wegens het uitblijven van een dwangsombeschikking.

De stukken laten geen andere conclusie toe dan dat X naar aanleiding van zijn ingebrekestelling een dwangsombeschikking verlangde wegens het niet tijdig doen van de uitspraak op het bezwaar tegen de beschikking over de invorderingsrente.

Hoewel het middel gegrond is, kan het niet tot cassatie leiden. Uit de uitspraak van de Rechtbank blijkt immers dat de Heffingsambtenaar de dwangsom heeft uitbetaald. De ontvangst en de juistheid van de omvang ervan zijn in cassatie niet bestreden. X heeft daarom geen belang bij cassatie.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
onbekend
Instantie
HR
Datum instantie
3 maart 2023
Rolnummer
22/00947
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:331
NLF-nummer
NLF 2023/0551
Aflevering
16 maart 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5656
bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=8:70,bwbr0005537&artikel=4:17

Naar de bovenkant van de pagina