Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft op grond van leaseovereenkomsten machines ter beschikking gesteld aan een gelieerde onderneming (A). Op 2 augustus 2017 is A failliet verklaard. Zij had op dat moment nog loonbelastingschulden en omzetbelastingschulden. Kort voor het faillissement heeft A haar activiteiten gestaakt en heeft de financier van X de machines in vuistpand genomen en overgebracht naar een andere bedrijfslocatie. Bij beschikking heeft de Ontvanger vastgesteld dat X niet heeft voldaan aan haar meldingsplicht van artikel 22bis IW 1990. De Ontvanger heeft de executiewaarde van de weggehaalde bodemzaken vastgesteld op € 2.761.107,87 en de betalingsverplichting voor X op € 772.292.

In geschil is of X aan de Ontvanger had moeten melden dat zij de machines wilde weghalen.

Partijen twisten daarbij over de vraag of X het reëel eigendom had van de machines waardoor de meldingsplicht niet zou gelden.

Hof Den Haag oordeelt dat de overeenkomsten kwalificeren als operational lease, zodat sprake is van reëel eigendom van X. Dit betekent dat het gelijk aan X is. Het Hof vernietigt de bestreden beschikking.

Het Hof oordeelt verder dat de verhouding tussen partijen zacht uitgedrukt niet goed is en dat dit een open en objectieve behandeling van de zaak in de weg heeft gestaan. Het Hof acht een hogere dan een forfaitaire vergoeding gerechtvaardigd, gelet op de ter zitting van het Hof gesignaleerde onwelwillendheid van de Ontvanger om serieus en onbevooroordeeld naar X te luisteren. Het Hof stelt de vergoeding in goede justitie vast op € 10.000.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 juni 2022
Rolnummer
21/00618
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1167
Auteur(s)
mr. J.J. Vetter
Geradts & Vetter Advocaten
NLF-nummer
NLF 2022/1502
Aflevering
4 augustus 2022
bwbr0004770&artikel=22bis,bwbr0004770&artikel=22bis

Naar de bovenkant van de pagina