Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is een instelling werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting.

In deze cassatieprocedure zijn aan X opgelegde aanslagen rioolheffing 2013 en 2014 in geschil ter zake van percelen in de gemeente Oostzaan.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat het de gemeente is toegestaan om achteraf bepaalde kosten in de raming van de rioolheffing op te nemen, terwijl deze kosten oorspronkelijk niet tot deze ramingen behoorden. Volgens het Hof geeft de Verordening 2014 voorts voldoende duidelijkheid over het te heffen bedrag. De gemeente hoeft in het kader van de toetsing aan het gelijkheidsbeginsel geen nadere gegevens te verstrekken over buiten de rioolheffing gelaten percelen. Voorts heeft de gemeente niet in strijd gehandeld met de Europese Kaderrichtlijn Water, aldus het Hof.

X heeft met vier klachten cassatieberoep ingesteld.

Volgens A-G IJzerman slaagt alleen de vierde klacht. Daarin wordt gesteld dat de in het kader van de heffing van rioolbelasting geldende opbrengstlimiet in casu overschreden is. In dit kader speelt dat bepaalde kostenposten achteraf zijn toegevoegd aan de geraamde lasten, namelijk de ‘perceptiekosten’ en de ‘kosten van vegen van wegen’. Dit achteraf toevoegen acht de A-G in strijd met de huidige stand van de jurisprudentie en daarmee ontoelaatbaar.

Voor een beslissing tot algehele onverbindendheid van de voor een bepaald jaar geldende verordening inzake de rioolheffing, heeft de Hoge Raad als grens gesteld dat de geraamde baten meer dan 10% uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten. Dat betekent volgens de A-G dat de voor het jaar 2013 opgelegde aanslag geheel moet worden vernietigd en de voor 2014 opgelegde aanslag gedeeltelijk, als gecorrigeerd naar de in aanmerking te nemen kosten.

Conclusie: het cassatieberoep is gegrond.

A-G IJzerman heeft een conclusie genomen inzake een procedure die een woningcorporatie voert tegen een gemeente over de aanslag rioolheffing. De belanghebbende is van mening dat de aanslag rioolheffing van tafel moet en heeft daarvoor de volgende grieven naar voren gebracht:

  1. De opbrengstlimiet wordt in meer dan betekenende mate overschreden omdat achteraf kosten worden toegerekend die oorspronkelijk niet tot de raming behoorden. Door eliminatie van deze kosten overstijgen de begrote baten de begrote lasten in meer dan betekenende mate (10%) voor twee belastingjaren (middel slaagt volgens A-G).
  2. De kenbaarheidsvereisten van artikel 217 Gemw worden geschonden (middel slaagt niet volgens A-G).
  3. Het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden omdat onvoldoende inzichtelijk is welke percelen buiten beschouwing worden gelaten (middel slaag niet volgens A-G).
  4. De gemeente handelt in strijd met de Europese Kaderrichtlijn Water (middel slaagt niet volgens A-G).

De door de gemachtigde van belanghebbende aangevoerde grieven zijn inmiddels langer bekend bij Rechtbanken en Gerechtshoven en bereiken thans stilletjes aan de Hoge Raad (op grief 2 na, die zeer casuïstisch is). Over grief 1, 3 en 4 lijkt de Hoge Raad inmiddels een oordeel te hebben gegeven, dat bij grief 3 en 4 in het nadeel van belanghebbende lijkt uit te vallen. Grief 1 lijkt voor belanghebbende (in deze zaak) wel succesvol te kunnen zijn.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
A-G
Datum instantie
8 juli 2020
Rolnummer
19/05224
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:685
Auteur(s)
Olga Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2020/1796
Aflevering
13 augustus 2020
Judoreg
NFB3647
bwbr0005416&artikel=229b

Naar de bovenkant van de pagina