Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X, geboren in 1918, en/of haar overleden echtgenoot had(den) sinds de jaren dertig van de vorige eeuw een rekening bij een bank in Zwitserland. Op 26 juli 2004 heeft X het op die rekening staande saldo verdeeld over haar beide kinderen.
In 2010 is X getroffen door een herseninfarct, waarbij het spraakgebied is beschadigd. Zij is daardoor niet in staat een normale conversatie te voeren, in die zin dat zij niet goed duidelijk kan maken wat zij wil zeggen.
Sinds enkele jaren lijdt zij tevens aan hartritmestoornissen en is zij dementerend. Zij woont zelfstandig en haar post en financiën worden door een zoon verzorgd.
In 2012 heeft de Inspecteur voor de jaren 2001-2004 informatiebeschikkingen afgegeven, maar daar werd niet op gereageerd.
Voor Hof Den Haag was in geschil of de Inspecteur de informatiebeschikkingen terecht heeft genomen.
Het Hof heeft geoordeeld dat X, gelet op de omstandigheid dat zij een zeer vergevorderde leeftijd heeft en dat zij reeds in 2004 in slechte gezondheidstoestand verkeerde, kan worden aangerekend dat zij in de periode voorafgaande aan het tijdstip waarop de door de Inspecteur gevraagde informatie en gegevens uiterlijk dienden te worden verstrekt, heeft nagelaten de nodige maatregelen te treffen. Bijvoorbeeld door het het aanstellen van een zaakwaarnemer of het geven van een adequate volmacht.
In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat het Hof van een onjuiste maatstaf is uitgegaan.
Uit artikel 47, lid 1, AWR volgt dat een ieder is gehouden desgevraagd aan de Inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken en boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan beschikbaar te stellen welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn.
Tijdens de parlementaire behandeling van de AWR (Handelingen II 1957/58, blz. 870) is echter opgemerkt dat het niet-voldoen aan verplichtingen zoals in artikel 47, lid 1, AWR genoemd zonder nadelige gevolgen voor de belastingplichtige moet blijven indien het niet naleven van het wettelijk voorschrift hem niet kan worden aangerekend.
Het is aan verwijzingshof Amsterdam om dit nader uit te zoeken.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2001-2004
Instantie
HR
Datum instantie
12 november 2015
Rolnummer
15/00014
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3273

Naar de bovenkant van de pagina