Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is lid van de Raad van Commissarissen (RvC) van een stichting. De kernactiviteit van de stichting is het blijvend kunnen aanbieden van goede huisvesting aan die mensen die niet in staat zijn om voor eigen huisvesting zorg te dragen. X werkt in dienstbetrekking als gemeenteambtenaar. Naast het commissariaat bij de stichting heeft X geen andere nevenfuncties. X ontvangt voor zijn werkzaamheden als commissaris een brutovergoeding van € 14.912 per jaar.

In geschil is of X voor zijn werkzaamheden als lid van de RvC van de stichting als belastingplichtige in de zin van artikel 7 Wet OB 1968 en in de zin van artikel 9 en 10 Btw-richtlijn moet worden aangemerkt.

Dat X een economische activiteit verricht is niet in geschil. X stelt evenwel dat hij deze economische activiteit niet zelfstandig verricht. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Volgens Hof Den Bosch bestaat zo veel twijfel over de beantwoording van de in geschil zijnde vraag, dat het aangewezen is zich te wenden tot het HvJ. Het Hof neemt hierbij in aanmerking het door de staatssecretaris van Financiën tot het besluit van 27 juni 2012 (BLKB2012/477M) ingenomen standpunt dat commissarissen die maximaal vier commissariaten vervulden, niet werden aangemerkt als btw-ondernemer en het andersluidende standpunt van de Europese Commissie in het kader van een zogenoemde inbreukprocedure. Volgens de Europese Commissie moet het werk van een commissaris, ook al is het maar voor één raad, als een economische activiteit voor de omzetbelasting worden beschouwd.

Het Hof stelt de volgende prejudiciële vraag:

‘Verricht een lid van de Raad van Commissarissen van een stichting, die voor zijn arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden in een ondergeschikte positie verkeert ten opzichte van deze Raad, maar overigens niet in een ondergeschikte positie verkeert ten opzichte van de Raad van Commissarissen of de stichting, zijn economische activiteiten zelfstandig in de zin van artikel 9 en artikel 10 Btw-richtlijn?’

De rechtsvraag

De vraag is of een gemeenteambtenaar die tevens lid is van de Raad van Commissarissen van een stichting, zonder verdere nevenfuncties, zelfstandig een economische activiteit voor de btw verricht met betrekking tot de werkzaamheden als commissaris. Hof Den Bosch legt dienaangaande een prejudiciële vraag voor aan het HvJ.

De regelgeving

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2014 t/m 30 juni 2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
21 juni 2018
Rolnummer
16/03573
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2685
Auteur(s)
Herman van Kesteren
PwC/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2018/1584
Aflevering
26 juli 2018
Judoreg
NFB1672
bwbr0002629&artikel=7

Naar de bovenkant van de pagina