Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is met betrekking tot een pand een aanslag gemeentelijke heffingen 2019 opgelegd. Zij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar heeft later verzocht om ambtshalve vermindering van de inmiddels vaststaande aanslag.

X heeft de Heffingsambtenaar op 16 december 2019 schriftelijk in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag, met het oog op het gaan verbeuren van dwangsommen door BsGW (Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg).

De Heffingsambtenaar heeft de aanslag gemeentelijke heffingen verminderd. Hij heeft X bericht dat geen dwangsommen wegens het niet tijdig geven van een beschikking tot vermindering zijn verbeurd, omdat sprake is geweest van een ambtshalve beslissing tot vermindering van de aanslag en dat dit betekent dat de dwangsomregeling van paragraaf 4.1.3.2 Awb niet van toepassing is.

X heeft daarop bij de Kantonrechter een civiele vordering ingesteld tegen BsGW, met vordering tot betaling van de in vervolg op haar brief van 16 december 2019 verschuldigd geworden dwangsommen ad € 1.442, met rente en kosten.

De Kantonrechter heeft overwogen dat de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag een ambtshalve beslissing is van de Heffingsambtenaar, ondanks dat er een aanvraag van X aan ten grondslag lag. Uit de circulaire Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen volgt volgens de Kantonrechter dat de dwangsomregeling niet van toepassing is op ambtshalve genomen beslissingen, ook niet als daaraan een aanvraag ten grondslag ligt.

Tegen het vonnis van de Kantonrechter stond geen hoger beroep open, omdat de vordering waarover was beslist niet meer beloopt dan € 1.750. Tegen het vonnis stond inhoudelijk beperkt beroep in cassatie open. De termijn voor het instellen van cassatieberoep is ongebruikt verstreken.

A-G IJzerman acht het omwille van de bevordering van de rechtsontwikkeling van belang dat de Hoge Raad zich uitlaat over de onderhavige rechtsvraag. Het vonnis van de Rechtbank wordt daarom door de A-G voorgedragen voor cassatie in het belang der wet.

Als middel van cassatie draagt hij voor schending van het recht, in het bijzonder van artikel 4:17 Awb in verbinding met artikel 1:3 Awb, doordat de Kantonrechter ten onrechte heeft beslist dat de dwangsomregeling, neergelegd in paragraaf 4.1.3.2 Awb, niet van toepassing is op een verzoek om ambtshalve vermindering van een belastingaanslag.

De vordering strekt ertoe dat de Hoge Raad het vonnis van de Kantonrechter zal vernietigen ‘in het belang der wet’ en zal verstaan dat de vernietiging geen nadeel zal toebrengen aan de door partijen verkregen rechten.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Civiel recht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
A-G
Datum instantie
11 juli 2022
Rolnummer
21/03856
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:690
Auteur(s)
mr. drs. M.T.M. Hennevelt
Hof Arnhem-Leeuwarden
NLF-nummer
NLF 2022/1495
Aflevering
4 augustus 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5178
bwbr0005537&artikel=1:3,bwbr0005537&artikel=1:3,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:17

Naar de bovenkant van de pagina