Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X exploiteert een seksshop. Zij verkoopt onder meer capsules, druppels, poeders en sprays die worden aangeprezen als afrodisiaca. Deze producten, die hoofdzakelijk bestaan uit bestanddelen van plantaardige of dierlijke oorsprong, zijn bestemd voor menselijke consumptie en worden oraal ingenomen. X heeft op deze producten het verlaagde btw-tarief voor levensmiddelen toegepast. De Belastingdienst heeft de toepassing van dit tarief op deze producten betwist en heeft naheffingsaanslagen opgelegd.

Volgens Hof Den Haag staat het gebruik van de betrokken producten als afrodisiaca er niet aan in de weg dat zij worden belast tegen het verlaagde tarief voor levensmiddelen. De Hoge Raad heeft op 19 april 2019 (17/01725, ECLI:NL:HR:2019:643, NLF 2019/1066, met noot van Blokland) over de kwestie prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. De Hoge Raad wenst in essentie te vernemen hoe de begrippen ‘levensmiddelen voor menselijke consumptie’ en ‘producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen’ in punt 1 van bijlage III bij de Btw-richtlijn moeten worden uitgelegd.

Het HvJ overweegt dat elk product dat bestemd is voor menselijke consumptie en dat het menselijk organisme voorziet van voedingstoffen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van dat organisme onder de categorie in punt 1 van bijlage III bij de Btw-richtlijn valt, ook als met de consumptie van dat product tevens andere effecten worden beoogd.

Een product dat geen of een volstrekt te verwaarlozen hoeveelheid voedingsstoffen bevat en waarvan de consumptie uitsluitend andere effecten beoogt dan die welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme, kan daarentegen niet onder die categorie vallen.

Op basis van de informatie waarover het HvJ beschikt, lijkt dit het geval te zijn met betrekking tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde afrodisiaca, maar het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.

Conform Conclusie A-G Szpunar (NLF 2020/0662, met noot van Bijl).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009-2013
Instantie
HvJ
Datum instantie
1 oktober 2020
Rolnummer
C-331/19
ECLI
ECLI:EU:C:2020:786
Auteur(s)
Wouter Blokland
Vrije Universiteit/Hoge Raad
NLF-nummer
NLF 2020/2314
Aflevering
29 oktober 2020
Judoreg
NFB3773
,bwbr0002629

Naar de bovenkant van de pagina