Onterechte aanslagen forensenbelasting; geen eigen gebruik voor meer dan 90 dagen
Hof Den Bosch, 20 november 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(74)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(7)
Samenvatting
De Heffingsambtenaar heeft aan X (belanghebbende) ten aanzien van een woning in de gemeente Schouwen-Duiveland aanslagen forensenbelasting opgelegd over de jaren 2018-2020.
X heeft met A (bv) een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten. De woning is in de jaren 2018 tot en met 2020 minder dan 275 dagen verhuurd geweest aan derden.
X heeft zelf ook gebruikgemaakt van de woning. Het feitelijk eigen gebruik was in de jaren 2018 tot en met 2020 minder dan 90 dagen per jaar.
Anders dan Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt Hof Den Bosch in hoger beroep dat de aanslagen ten onrechte zijn opgelegd.
Van een gemeubileerde woning die uitsluitend is bestemd voor verhuur en ook feitelijk door de eigenaar niet anders wordt gebruikt dan nodig is om deze voor de verhuur gereed te maken en te houden, kan niet worden gezegd dat deze door de eigenaar voor zich en zijn gezin ter beschikking wordt gehouden. Indien echter een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten (HR 24 juli 1995, 30.470, ECLI:NL:HR:1995:AA1657). Met inachtneming van deze beoordelingsmaatstaf oordeelt het Hof dat eigen gebruik door X voor meer dan 90 dagen per jaar is uitgesloten in verband met aan derden (A) toegekende rechten tot verhuur. Nu X de woning ook niet daadwerkelijk meer dan 90 dagen in eigen gebruik heeft gehad, is van een belastbaar feit in de jaren 2018, 2019 en 2020 geen sprake.
Het hoger beroep is gegrond.
BRON
Uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende, wonend in woonplaats, hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 9 januari 2023, nummers BRE20/9528, 20/9529 en 22/428 in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, hierna: de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De heffingsambtenaar heeft de aanslagen forensenbelasting 2018, 2019 en 2020 opgelegd.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
1.6. De zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
1.7. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is sinds 2015 eigenaar van de woning [adres] in [plaats] (Burgh-Haamstede), gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: de woning).
2.2. Zijn hoofdverblijf heeft belanghebbende buiten de gemeente Schouwen-Duiveland, in [woonplaats] .
2.3. Belanghebbende heeft met [A BV] (hierna: [A BV] ) op […] maart 2015 een verhuurbemiddelingsovereenkomst (hierna: overeenkomst I) gesloten voor een periode van vijf jaar, lopend tot […] maart 2020. Op grond van overeenkomst I zorgde [A BV] tegen een door belanghebbende te betalen vergoeding voor de verhuur van de woning aan derden. [A BV] hanteert algemene voorwaarden die op haar overeenkomsten van toepassing zijn.
2.4. In overeenkomst I staan drie opties vermeld, te weten (i) maximaal 89 dagen toegestaan voor eigen gebruik, (ii) volledig beschikbaar voor de verhuur en (iii) onbeperkt eigen gebruik mogelijk. Belanghebbende heeft bij het sluiten van overeenkomst I voor optie (ii) gekozen.
Artikel 4 van overeenkomst I luidt als volgt.
Artikel 4 van de algemene voorwaarden 2018 luidt als volgt.
2.5. Op 1 juni 2020 heeft belanghebbende een nieuwe verhuurbemiddelingsovereenkomst (hierna: overeenkomst II) gesloten met [A BV] . In die overeenkomst staan twee opties vermeld, te weten (i) maximaal 89 dagen toegestaan voor eigen gebruik en (ii) onbeperkt eigen gebruik. Belanghebbende heeft bij het sluiten van die overeenkomst voor optie (i) gekozen.
2.6. De woning is in de jaren 2018 tot en met 2020 steeds minder dan 275 dagen per jaar verhuurd geweest aan derden.
2.7. Belanghebbende heeft zelf ook gebruik gemaakt van de woning. Het feitelijk eigen gebruik was in de jaren 2018 tot en met 2020 steeds minder dan 90 dagen per jaar.
2.8. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de woning aanslagen
forensenbelasting opgelegd van € 955,58 (2018), € 1.076,74 (2019) en € 1.156,13 (2020).
2.9. Belanghebbende heeft tegen die aanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de aanslagen forensenbelasting gehandhaafd.
2.10. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard.
3. Geschil en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Zijn de aanslagen forensenbelasting terecht opgelegd?
3.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de aanslagen en tot het toekennen van een proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
Toetsingskader van het hof
4.1. Artikel 223 Gemeentewet, in samenhang met artikel 219, lid 2, Gemeentewet, voorziet in de grondslag voor de bevoegdheid van een gemeente om forensenbelasting te heffen. De forensenbelasting is een directe belasting die wordt geheven van niet-ingezetenen, die door het beschikbaar houden van een woning voor minstens negentig dagen per jaar gebruik kunnen maken van gemeentelijke voorzieningen.
4.2. In de Verordeningen op de heffing en de invordering van een forensenbelasting gemeente Schouwen-Duiveland 2018 respectievelijk 2019 en 2020 is bepaald in artikel 2 lid 1 dat onder de naam 'forensenbelasting' een directe belasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
Standpunt van belanghebbende
4.3. Belanghebbende voert het volgende aan. De algemene voorwaarden maken onderdeel uit van de overeenkomsten tussen belanghebbende en [A BV] . Op grond van de overeenkomsten was het belanghebbende slechts beperkt toegestaan de woning zelf te gebruiken, te weten voor maximaal 89 nachten per jaar. Dit was ook zo gedurende de looptijd van overeenkomst I, ook al heeft belanghebbende op die overeenkomst niet optie (i) aangekruist, te weten ‘maximaal 89 dagen toegestaan voor eigen gebruik’, maar optie (ii), te weten ‘volledig beschikbaar voor de verhuur’. Het was bij aanvang van overeenkomst I namelijk de bedoeling van partijen en tussen hen zo besproken dat belanghebbende per jaar beperkt gebruik van de woning kon maken, met een maximum van 89 nachten. Dit sluit ook aan bij de algemene voorwaarden 2018 waarin in artikel 4 lid 2 is bepaald dat voor een exclusiviteitscontract waarbij ‘volledig beschikbaar voor de verhuur’ is overeengekomen, ten alle tijden geldt dat de accommodatie nooit meer dan 89 nachten mag worden gebruikt. Op grond van artikel 7 lid 5 van die algemene voorwaarden is overeenkomst I per 21 maart 2020 stilzwijgend verlengd totdat per 1 juni 2020 overeenkomst II werd gesloten. De woning heeft aldus in de jaren 2018, 2019 en 2020 nooit meer dan 89 dagen ter beschikking gestaan van belanghebbende of zijn gezin. De woning was door middel van het reserveringssysteem van [A BV] beschikbaar voor derden-huurders. Feitelijk heeft belanghebbende, overeenkomstig hetgeen hij met [A BV] was overeengekomen, de woning veel minder dan 90 dagen per jaar gebruikt.
Beoordeling door het hof
4.4. Van een gemeubileerde woning, die uitsluitend is bestemd voor verhuur en ook feitelijk door de eigenaar niet anders wordt gebruikt dan nodig is om deze voor de verhuur gereed te maken en te houden, kan niet worden gezegd dat deze door de eigenaar voor zich en zijn gezin ter beschikking wordt gehouden. Indien echter een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
4.5. Voor beantwoording van de vraag of en zo ja in welke mate eigen gebruik van de woning niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten, dienen de overeenkomsten tussen belanghebbende en [A BV] te worden uitgelegd. De heffingsambtenaar heeft dit ter zitting van het hof desgevraagd bevestigd en daarbij meegedeeld dat er vanwege de inhoud van overeenkomst II in 2021 en in latere jaren aan belanghebbende geen aanslag forensenbelasting is opgelegd. Bij de uitleg dienen ook de bepalingen in de algemene voorwaarden van [A BV] te worden betrokken indien partijen de toepasselijkheid van die voorwaarden op de overeenkomsten zijn overeengekomen. In dat geval maken deze immers onlosmakelijk onderdeel uit van de overeenkomst. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, waaronder verklaringen en gedragingen van de partijen.
4.6. Uit de in overeenkomst I vermelde opties (i) en (ii), bezien in samenhang met artikel 4 van die overeenkomst en met artikel 4, lid 2 van de algemene voorwaarden 2018, volgt in de uitleg van het hof het volgende. Zowel indien de eigenaar kiest voor een exclusiviteitcontract waarbij maximaal 89 nachten eigen gebruik is toegestaan, als indien de eigenaar kiest voor een exclusiviteitcontract ‘volledig voor verhuur’, komt artikel 4.1 van overeenkomst I te vervallen. Ook indien de eigenaar kiest voor een exclusiviteitscontract ‘volledig voor verhuur’ is eigen gebruik contractueel toegestaan, met een maximum van 89 nachten. Het was belanghebbende dan ook, ondanks dat hij had gekozen voor de optie ‘volledig voor verhuur’ onder overeenkomst I met de bijbehorende algemene voorwaarden toegestaan de woning maximaal 89 nachten in eigen gebruik te hebben.
In de nadere reactie van belanghebbende op het verweerschrift in hoger beroep van de heffingsambtenaar heeft belanghebbende gesteld dat de algemene voorwaarden 2018 op 12 september 2018 bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd en op de overeenkomst met [A BV] van toepassing zijn. Ondanks dat het hof bij gebreke van een toereikende onderbouwing van belanghebbende niet kan vaststellen dat partijen de toepasselijkheid van voormelde algemene voorwaarden 2018 al vanaf 1 januari 2018 zijn overeengekomen was het in de uitleg van het hof aan belanghebbende ook vanaf 1 januari 2018 contractueel niet toegestaan de woning voor meer dan 89 nachten zelf te gebruiken. Voor dit oordeel is redengevend dat partijen zich per 1 januari 2018 (en de jaren daarvoor) hebben gedragen naar voormelde regel, die zoals belanghebbende met verwijzing naar een schriftelijke verklaring van [A BV] heeft gesteld, met [A BV] bij het aangaan van overeenkomst I zo was besproken. Het feitelijk gedrag van belanghebbende gedurende de looptijd van overeenkomst I paste aldus bij voormelde contractsbepaling, nu hij zijn eigen gebruik heeft beperkt tot aanzienlijk minder dagen dan hetgeen contractueel was toegestaan.
Het ontbreekt het hof aan feiten en omstandigheden om de uitleg van de rechtbank en de heffingsambtenaar te volgen dat het belanghebbende contractueel was toegestaan de woning onbeperkt, voor meer dan 90 dagen per jaar in eigen gebruik te hebben. De omstandigheid dat belanghebbende de woning ook in eigen gebruik had terwijl hij de optie ‘volledig voor verhuur’ had aangekruist, is daartoe gelet op het voorgaande ontoereikend.
Nu overeenkomst I op grond van artikel 7 lid 5 van de algemene voorwaarden per 21 maart 2020 stilzwijgend is voortgezet geldt de uitleg van het hof van overeenkomst I tot 1 juni 2020. Met overeenkomst II heeft belanghebbende zich contractueel verbonden de woning maximaal 89 nachten in eigen gebruik te hebben, zodat ook voor de periode na 1 juni 2020 geldt dat eigen gebruik voor meer dan 89 nachten per jaar is uitgesloten.
4.7. Gelet op de in 4.4. vermelde beoordelingsmaatstaf volgt uit voorgaande uitleg van het hof dat eigen gebruik door belanghebbende voor meer dan 90 dagen per jaar is uitgesloten in verband met aan derden, [A BV] , toegekende rechten tot verhuur. Nu belanghebbende de woning ook niet daadwerkelijk meer dan 90 dan in eigen gebruik heeft gehad is van een belastbaar feit in de jaren 2018, 2019 en 2020 geen sprake. De aanslagen zijn ten onrechte opgelegd.
Tussenconclusie
4.8. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.9. De heffingsambtenaar dient aan belanghebbende het bij de rechtbank en het hof betaalde griffierecht van € 48 respectievelijk € 136 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de beroepen gegrond hadden moeten worden verklaard.
Ten aanzien van de proceskosten
4.10. Het hof veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het hof, omdat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is.
4.11. Het hof stelt de tegemoetkoming op 2 (punten) x € 875 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.750.
4.12. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart de beroepen bij de rechtbank gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen forensenbelasting 2018, 2019 en 2020;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof van, in totaal, € 184 vergoedt;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij het hof van € 1.750.
De uitspraak is gedaan door P.W.A. van Geloven, voorzitter, L.B.M. Klein Tank en J.K. Lanser, in tegenwoordigheid van N.A. de Grave als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.