Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in 2014 het gehele jaar in België. Hij heeft in dat jaar een AOW-uitkering genoten van € 8.978. Aan X is met dagtekening 28 augustus 2015 voor het jaar 2014 een NiNbi-beschikking afgegeven, waarbij het NiNbi is vastgesteld op € 8.978. X bestrijdt in deze procedure op verschillende gronden de rechtmatigheid van de afgegeven beschikking.

Hof Den Bosch oordeelt onder verwijzing naar eerdere uitspraken dat de Inspecteur bevoegd is de NiNbi-beschikking af te geven. Het NiNbi is voorts niet te hoog vastgesteld. De heffingsbevoegdheid met betrekking tot de AOW-uitkering is krachtens artikel 18 Verdrag Nederland-België, toegewezen aan de woonstaat (België) zodat de AOW-uitkering terecht is aangemerkt als NiNbi.

Voor het stellen van prejudiciële vragen bestaat geen aanleiding, aldus het Hof. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 05-04-2019 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 18/04111)

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
30 augustus 2018
Rolnummer
17/00750
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:3666
NLF-nummer
NLF 2018/2417
Aflevering
15 november 2018

Naar de bovenkant van de pagina