De staatssecretaris heeft de Hoge Raad gewezen op een vergissing in r.o. 5.12 van het arrest van 24 mei 2024 (22/03305, ECLI:NL:HR:2024:745, NLF 2024/1354, met noot van Taouil).
De omvang van de gevraagde teruggaaf van afgedragen loonheffing komt uit op een bedrag van € 58.188 in plaats van € 62.999.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat r.o. 5.12 van het arrest als volgt komt te luiden:
‘5.12 Aan belanghebbende dient daarom een teruggaaf van loonheffing te worden verleend. Dat betreft een teruggaaf van € 35.994 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2017 en van € 22.194 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2018, in totaal dus € 58.188.’
Het dictum van het arrest wordt dienovereenkomstig door de Hoge Raad aangepast.
BRON
Herstelarrest ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2024, nr. 22/03305, ECLI:NL:HR:2024:745, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 juli 2022, nrs. BK-21/00701 en BK-21/00702.
1. Overwegingen voor herstel
1.1. De Hoge Raad heeft in deze zaak op 24 mei 2024 arrest (hierna: het arrest) gewezen. Nadien heeft de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], verzocht om verbetering van het arrest. Belanghebbende heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
1.2. In rechtsoverweging 5.12 van het arrest heeft de Hoge Raad het volgende beslist met betrekking tot de door belanghebbende gevraagde teruggaaf van afgedragen loonheffing:
“5.12 Aan belanghebbende dient daarom de door haar gevraagde teruggaaf te worden verleend, waarvan de omvang door de Inspecteur niet is betwist. Dat betreft een teruggaaf van € 40.805 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2017 en van € 22.194 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2018, in totaal dus € 62.999.”
1.3. De Staatssecretaris heeft in zijn verzoek terecht erop gewezen dat de afgedragen loonheffing ter zake van de lunchmaaltijden die door belanghebbende zijn verstrekt in het jaar 2017, na aftrek van een door de Inspecteur verleende teruggaaf, € 35.994 bedraagt in plaats van het aanvankelijk voldane bedrag van € 40.805. Het Hof heeft ook – in cassatie onbestreden – vastgesteld dat het over het jaar 2017 gaat om een afdracht van € 35.994. Hiermee komt de totale teruggaaf uit op een bedrag van € 58.188 in plaats van € 62.999.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat rechtsoverweging 5.12 van het arrest als volgt komt te luiden:
“5.12 Aan belanghebbende dient daarom een teruggaaf van loonheffing te worden verleend. Dat betreft een teruggaaf van € 35.994 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2017 en van € 22.194 ter zake van de lunchmaaltijden die door haar zijn verstrekt in het jaar 2018, in totaal dus € 58.188.”
Het dictum met betrekking tot de teruggaaf wordt als volgt aangepast:
“- bepaalt dat aan belanghebbende een bedrag van € 58.188 aan afgedragen loonheffing wordt teruggegeven,”.
2. Beslissing
De Hoge Raad verbetert het arrest van 24 mei 2024, nr. 22/03305, op de hiervoor in onderdeel 1.3 vermelde wijze.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, J. Wortel, M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.