Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak procedeert een man over een WOZ-beschikking. In het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 10/979) wordt vermeld dat de man zijn beroep heeft ingetrokken. De man heeft tegen dit proces-verbaal hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat een proces-verbaal geen uitspraak is als bedoeld in artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht.
Tegen dit oordeel heeft de man cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat op grond van het bepaalde in artikel 27h, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van een Rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een proces-verbaal is echter geen uitspraak in de zin van de Awb.
Naar aanleiding van de tot de Rechtbank gerichte betwisting van de intrekking van het beroep, heeft de Rechtbank bovendien niet alsnog een uitspraak gedaan waarin wordt geconstateerd dat het beroep is ingetrokken. Het Hof heeft het hoger beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard bij gebreke van een voor hoger beroep vatbare uitspraak, aldus de Hoge Raad (vgl. HR 15 oktober 1969, nr. 16.260, BNB 1970/77).
Voorts oordeelt de Hoge Raad dat als een belanghebbende aan de Rechtbank heeft medegedeeld te betwisten dat het beroep (rechtsgeldig) is ingetrokken, terwijl de Rechtbank van oordeel is dat het beroep wel is ingetrokken, een en ander dient te worden neergelegd in een uitspraak (met als dictum: niet-ontvankelijk beroep) waartegen hoger beroep kan worden ingesteld. De Rechtbank moet daarom alsnog een uitspraak doen, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
23 september 2011
Rolnummer
11.00372
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT2297
bwbid=bwbr0&artikel=27h,bwbr0005537&artikel=6:21&lid=2,bwbr0005537&artikel=8:70

Naar de bovenkant van de pagina