Samenvatting
Relevante Kamerstukken
21 september 2021
Noot bij voorstel van wet en memorie van toelichting
Aanvullende CFC-maatregel in een notendop
In verband met de implementatie van de Anti-Tax Avoidance Directive (âATAD1â) heeft Nederland per 1 januari 2019 een aanvullende Controlled Foreign Company (CFC-)maatregel ingevoerd die gericht is tegen het verschuiven van winsten naar buitenlandse laagbelaste gecontroleerde lichamen of vaste inrichtingen (zie mijn noot in NLFs 2018/0350 bij âCFCâ). Kort gezegd worden niet (tijdig) uitgekeerde besmette voordelen (zoals rente, royaltyâs en dividenden) die worden genoten door een laagbelast gecontroleerd lichaam, bij de Nederlandse moeder in aanmerking genomen (artikel 13ab Wet VpB 1969). Voor CFCâs in de vorm van laagbelaste vaste inrichtingen geldt een uitsluiting van de objectvrijstelling voor de aan de vaste inrichting toerekenbare besmette voordelen (artikel 15e, lid 11, Wet VpB 1969).
Verrekening buitenlandse winstbelasting en introductie verrekenvolgorde
Artikel 23e Wet VpB 1969
1De op de voet van hoofdstuk V berekende belasting wordt verminderd wegens de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam als bedoeld in artikel 13ab.2De vermindering wegens de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam is het laagste van de volgende bedragen:
- a.het door de belastingplichtige aan te tonen werkelijke bedrag aan winstbelasting dat ter zake van de in aanmerking genomen voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam door dat lichaam is betaald;
- b.het bedrag dat tot de volgens hoofdstuk V berekende belasting in dezelfde verhouding staat als de voordelen, bedoeld in onderdeel a, staan tot het belastbare bedrag.
3De vermindering ingevolge dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag van de op de voet van hoofdstuk V berekende belasting, verminderd met de verminderingen volgens de regelen ter voorkoming van dubbele belasting, de deelnemingsverrekening en de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.4Indien het bedrag van de vermindering ingevolge het derde lid is beperkt en de belastingplichtige ingevolge het tweede lid aanspraak maakt op vermindering wegens de verrekening bij voordelen uit hoofde van twee of meer gecontroleerde lichamen, worden de verminderingen ten aanzien van die lichamen in aanmerking genomen in volgorde van toenemende grootte. Ingeval de verminderingen even groot zijn, wordt van elk een evenredig gedeelte in aanmerking genomen.45Voor zover in een jaar het volgens het tweede of, derde of vierde lid berekende bedrag niet leidt tot een vermindering van de volgens hoofdstuk V over dat jaar berekende belasting, wordt het overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar bij de berekening van de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam in aanmerking genomen door het toe te voegen aan het bedrag van het tweede lid, onderdeel a. Deze overbrenging vindt alleen plaats indien het naar het volgende jaar over te brengen bedrag door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.56Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het volgens het vierde vijfde lid over te brengen bedrag te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking, bedoeld in het vierde vijfde lid, herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, derde lid en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.