Direct naar content gaan

Samenvatting

A-G Wattel concludeert in een BPM-zaak met nr. 24/00575, die op verzoek van de Hoge Raad voor conclusie is geselecteerd omdat het de eerste is waarin de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm moet worden toegepast. De onderhavige WOZ-zaak is daarnaast geselecteerd omdat de gemachtigde niet alleen de houdbaarheid van de verlaging van de proceskostenvergoeding (pkv) in WOZ- en BPM-zaken bestrijdt, maar onder meer ook de uitbetaalregel (uitsluitend aan de belastingplichtige) en het verbod op cessie en verpanding van de voorwaardelijke proceskostenvergoeding-vordering.

De A-G verwijst in deze conclusie – mede - naar vijf onderdelen die in een gemeenschappelijke bijlage zijn opgenomen.

In deze conclusie behandelt hij verder:

- de uitbetaalregel en het cessieverbod in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm;

- het financiële belang van de belanghebbende in WOZ-zaken;

- rechtspraak over de rol van de belastingrechter bij de bepaling van de adressaat van de proceskosten-uitbetaling;

- het cassatieberoep van B en W Utrecht;

- het verzoek van de gemachtigde om uitbetaling van de proceskostenvergoeding aan hem;

- de door de wetgever (en de gemachtigde) niet-onderkende verweerder-positie van de belanghebbende;

- een algemeen ceterum censeo.

De A-G geeft de Hoge Raad in overweging (i) zich onbevoegd te verklaren op het uitbetalingsverzoek van de gemachtigde te beslissen, (ii) het cassatieberoep van B en W over de waardebepaling ongegrond te verklaren en (iii) de belanghebbende met toepassing van de factor 0,25 ex art. 30a Wet WOZ (in plaats van 0,1) de uit het Besluit proceskosten bestuursrecht volgende proceskostenvergoeding toe te kennen.

Gemeenschappelijke bijlage, ECLI:NL:PHR:2024:1141.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
A-G
Datum instantie
25 oktober 2024
Rolnummer
24/01942
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:1118
NLF-nummer
NLF NLF
bwbr0007119&artikel=30a

Naar de bovenkant van de pagina