Direct naar content gaan

Samenvatting

De fiscale eenheid X beheert tegen vergoeding een aan haar ter beschikking gesteld deel van het vermogen van een pensioenfonds. Het pensioenfonds is het bedrijfstakpensioenfonds voor werknemers in de sector Zorg en Welzijn. Het voert de pensioenregeling uit die de organisaties van werkgevers en werknemers in deze bedrijfstak zijn overeengekomen in het kader van het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg.

X heeft ter zake van het beheer van het vermogen van het pensioenfonds op aangifte omzetbelasting voldaan over het tijdvak juli 2009 en daarna tegen het voldane bedrag bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat dit beheer moet worden aangemerkt als het beheer van door een beleggingsfonds ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen, dat op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel i, onder 3°, Wet OB 1968 is vrijgesteld van omzetbelasting.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat het beheer van het vermogen van het pensioenfonds niet van omzetbelasting is vrijgesteld omdat het pensioenfonds niet een gemeenschappelijk beleggingsfonds is in de zin van artikel 11, lid 1, onderdeel i, onder 3°, Wet OB 1968 in samenhang gelezen met artikel 135, lid 1, aanhef en onderdeel g, Btw-richtlijn.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof. Uit de feiten volgt dat het risico dat de deelnemers dragen bij de beleggingen van het pensioenfonds en de doorwerking van het resultaat daarvan in de hoogte van hun pensioenuitkeringen niet van voldoende betekenis is om deze gelijk te stellen met het risico dat deelnemers van een icbe dragen. De hoogte van de pensioenuitkeringen die de deelnemers ontvangen, wordt in beginsel immers niet bepaald naar gelang de resultaten van de beleggingen van het pensioenfonds, maar naar gelang het aantal dienstjaren bij de werkgevers en het bedrag van het gemiddeld verdiende loon (vgl. HvJ 7 maart 2013, C-424/11 (Wheels Common Investment Fund Trustees), ECLI:EU:C:2013:144). Eventuele reserveringen ten gevolge van meevallende beleggingsresultaten komen (uiteindelijk) ten goede aan de – collectiviteit van de – deelnemers, maar ook in dat geval worden de (aanspraken op de) pensioenuitkeringen berekend aan de hand van het aantal dienstjaren en het gemiddeld verdiende loon van de individuele werknemers en niet naar de vermeerdering van het vermogen van het pensioenfonds. Aan het oordeel dat een beleggingsrisico van voldoende betekenis ontbreekt, doet niet af dat niet is uitgesloten dat de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen niet worden geïndexeerd, dan wel worden verminderd. Dit risico is van een andere orde dan het risico dat deelnemers van een instelling voor collectieve belegging in effecten op hun ingelegde gelden dragen als gevolg van tegenvallende beleggingsresultaten. Laatstgenoemd risico zal zich immers direct vertalen in een vermindering van de waarde van de deelgerechtigdheid.

Het cassatieberoep van X wordt ongegrond verklaard.

Contrair conclusie A-G Ettema.

Dit arrest maakt een resoluut eind aan de hoop van pensioeninstellingen – die door de conclusie van A-G Ettema al bijna verwacht werd – op vrijgesteld beheer. Dat betekent dat de btw die op dit beheer drukt een kostenpost blijft voor de pensioenfondsen, en indirect voor de deelnemers. Want hoewel de beheerder in deze zaak belanghebbende is, drukt de btw uiteindelijk op de afnemende pensioenfondsen zonder aftrekrecht.

Door de vormgeving van de vrijstelling, die de toepassing ervan laat afhangen van de kwalificatie van de afnemer, is de afnemer steeds het voorwerp van onderzoek. Pensioenfondsen zijn in de vrijstellingsbepaling niet genoemd, zij kwalificeren alleen voor de vrijstelling via de noodingang van het concurrentiecriterium die het HvJ heeft geopend op last van het neutraliteitsbeginsel. Dat heeft tot gevolg dat een pensioenfonds alle kenmerken van een beleggingsfonds moet hebben om voor de vrijstelling in aanmerking te komen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
9 december 2016
Rolnummer
15/00148
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2786
Auteur(s)
mr. A. Vroon
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2016/0863
Aflevering
22 december 2016
Judoreg
NFB219
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina