Direct naar content gaan

Samenvatting

Een stichting houdt 51% van de aandelen en de bijbehorende stemrechten in X (bv; belanghebbende). De Inspecteur heeft aan X over het jaar 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd en daarbij € 53.200 aan heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de heffingsrentebeschikking).

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of X en de stichting in 2011 een fiscale btw-eenheid vormen als bedoeld in artikel 7, lid 4, Wet OB 1968 en in het bijzonder of zij voldoen aan de voorwaarden van financiële en organisatorische verwevenheid.

Indien X geen deel uitmaakt van die fiscale eenheid, is in geschil of het vertrouwensbeginsel verhindert dat zij geen omzetbelasting verschuldigd zou zijn over de aan de stichting verrichte diensten dan wel of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd wegens schending van het evenredigheidsbeginsel of voortvarendheidsbeginsel.

De Rechtbank oordeelt dat niet voldaan is aan de vereisten voor financiële verwevenheid tussen X en de stichting, waardoor ze niet als een fiscale eenheid kunnen worden beschouwd. De Rechtbank verwerpt ook het beroep van X op het vertrouwensbeginsel, omdat de Inspecteur niet op de hoogte was van alle relevante feiten en omstandigheden. Daarnaast oordeelt de Rechtbank dat de naheffingsaanslag niet in strijd is met het evenredigheids- en voortvarendheidsbeginsel.

Het beroep wordt ongegrond verklaard, zodat de naheffingsaanslag en de heffingsrentebeschikking in stand blijven.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
8 augustus 2024
Rolnummer
22/389
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5498
NLF-nummer
NLF 2024/1949
Aflevering
27 augustus 2024
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=7&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina