Samenvatting
De staatssecretaris heeft Kamervragen beantwoord over de btw-teruggave aan internationale reizigers (niet-EU-reizigers). Eerder, in juni 2024, zijn Kamervragen gesteld over een eventuele digitalisering van het proces rond de teruggaaf van btw aan reizigers van buiten de EU die in Nederland gekochte goederen in hun persoonlijke bagage meenemen naar een bestemming buiten de EU.
Met het oog op die teruggaaf past een Nederlandse winkelier achteraf (nadat de niet-EU-reiziger Nederland en de EU heeft verlaten) het btw-nultarief toe, mits aan de voorwaarden is voldaan.
In een recente (civiele) uitspraak heeft Rechtbank Gelderland (24 juli 2024, 10860233, ECLI:NL:RBGEL:2024:4768) geoordeeld dat de winkelier niet verplicht is om aan een dergelijke teruggaaf van btw mee te werken en dat de niet-EU-reiziger de btw in casu niet terugkrijgt.
De staatssecretaris gaat in zijn antwoorden nader in op de relatie tussen de nationale en EU-wet- en regelgeving, de interpretatie van de Btw-richtlijn en de rol van winkeliers en de Belastingdienst bij het faciliteren van de btw-teruggaaf.
Daarbij gaat hij ook in op de voorwaarden waaronder een winkelier het btw-nultarief kan toepassen en de wijze waarop de teruggaaf van btw aan de niet-EU-reiziger plaatsvindt.
Hij zet uiteen dat de Nederlandse wet- en regelgeving is gebaseerd is op de Btw-richtlijn en daarmee in lijn is.
Voorts geeft hij aan waarom de teruggaaf van btw noodzakelijkerwijs via de winkelier (of een intermediair) verloopt, dat de winkelier niet tot medewerking daaraan kan worden verplicht en dat de Belastingdienst niet rechtstreeks btw kan teruggeven aan de niet-EU-reiziger.
Omdat de Nederlandse wet- en regelgeving en de toepassing daarvan conform de Btw-richtlijn van de EU zijn, is het niet nodig om de Europese Commissie daarover om verduidelijking te vragen.