Direct naar content gaan

Samenvatting

De activiteiten van een bv bestaan in de verhuur van ongeveer 1.100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. De aandeelhouders en hun twee dochters zijn allen – variërend van 10 tot 30 uur per week – in loondienst bij de bv. Eén van de aandeelhouders heeft aan zijn dochters (belanghebbenden) aandelen in de bv geschonken.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de bv een materiële onderneming drijft als bedoeld in artikel 3.2 Wet IB 2001, zoals is vereist voor de toepassing van de BOR.

Het Hof heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de aard en omvang van de werkzaamheden van de bv meer omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is, ook al nemen die werkzaamheden veel tijd in beslag. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat de organisatie en de werkzaamheden van de bv, waaronder het voeren van een actief huurdersbeleid, gebruikelijk zijn voor beheerders van vastgoedbeleggingsportefeuilles met een vergelijkbare omvang.

Het Hof heeft ook niet aannemelijk geacht dat aan de zogenoemde rendement-pluseis is voldaan. Tegen dit oordeel hebben de dochters cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2021 (20/01706, ECLI:NL:HR:2021:1321, NLF 2021/1848, met noot van Antonisse).

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2021/1060, met noot van Antonisse).

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
17 september 2021
Rolnummer
20/01707
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1328
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam/FBN
NLF-nummer
NLF 2021/1921
Aflevering
14 oktober 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4578
bwbr0002226&artikel=35b,bwbr0002226&artikel=35c&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.2,bwbr0002226&artikel=35b,bwbr0011353&artikel=3.2

Naar de bovenkant van de pagina