Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is piloot en heeft de Nederlandse nationaliteit. Vanaf 2015 werkt hij voor een Turkse luchtvaartmaatschappij en woont hij daar ook.

In 2018 heeft hij loon genoten waarop door de luchtvaartmaatschappij Turkse belasting is ingehouden. Daarnaast ontving hij in 2018 een pensioenuitkering van een Nederlands pensioenfonds waarop loonheffingen zijn ingehouden. Wat partijen verdeeld houdt, is het antwoord op de vraag of X in 2018 op basis van artikel 4 AWR en voor de toepassing van het belastingverdrag met Turkije inwoner van Nederland was, zoals de Inspecteur stelt maar X bestrijdt.

De Inspecteur heeft over het fiscaal inwonerschap van X onder meer – kort en zakelijk weergegeven – de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:

  • hij heeft de Nederlandse nationaliteit;
  • zijn echtgenote, zijn kinderen en zijn ouders wonen in 2018 in Nederland;
  • zijn woning in Nederland staat hem in 2018 duurzaam als tehuis ter beschikking;
  • bij deze woning staan meerdere auto’s ter beschikking;
  • hij bezit in 2018 een in Nederland gelegen recreatiewoning;
  • hij beschikt over vier Nederlandse bankrekeningen;
  • hij ontvangt een pensioen op een Nederlandse bankrekening;
  • hij ontvangt op een van de Nederlandse bankrekeningen rente over een geldlening die hij aan zijn ouders heeft verstrekt;
  • zijn boot is verzekerd bij een Nederlandse verzekeraar;
  • hij heeft in Nederland een mobiel telefoonabonnement;
  • hij verbleef in 2018 116 dagen in Nederland.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht de feiten en omstandigheden die de Inspecteur heeft aangevoerd, en die door X als zodanig niet zijn betwist, in onderlinge samenhang bezien van voldoende gewicht om het oordeel te rechtvaardigen dat tussen hem en Nederland in het jaar 2018 een duurzame band van persoonlijke aard heeft bestaan. X woonde in 2018 in Nederland in de zin van artikel 4 AWR. Weging van alle feiten en omstandigheden leidt de Rechtbank voorts tot het oordeel dat het middelpunt van de levensbelangen van X in 2018 in Nederland ligt. Hij wordt daarom geacht voor de toepassing van het Verdrag inwoner te zijn van Nederland. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
7 september 2022
Rolnummer
21/1181
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:5141
NLF-nummer
NLF 2022/1828
Aflevering
22 september 2022
bwbv0002810&artikel=4,bwbv0002810&artikel=4

Naar de bovenkant van de pagina