Direct naar content gaan

Samenvatting

De Ontvanger heeft X (belanghebbende) aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven loonbelastingschulden van A (bv) over tijdvakken in 2011 tot en met januari 2016, voor een bedrag van € 194.464. X was in die periode enig aandeelhouder en bestuurder van A. Er waren geen andere werknemers in dienst

A was bestuurder en enig aandeelhouder van B. Laatstgenoemde vennootschap dreef het advocatenkantoor van X en is op 5 januari 2016 in staat van faillissement komen te verkeren. De rekening-courantschuld van X aan A is ieder jaar is opgelopen, van € 241.091 in 2008 tot € 834.235 in 2015.

Hof Amsterdam is met Rechtbank Noord-Holland van oordeel dat X kennelijk onbehoorlijk bestuur kan worden verweten. Hoewel aannemelijk is dat A, ondanks de gevolgen van de financiële crisis, door terugbetaling van de rekening-courantschuld zeker te stellen en het loon van X te verlagen in staat zou zijn geweest haar loonbelastingschulden te betalen, heeft X ervoor gekozen de beschikbare middelen aan te wenden voor privéopnamen. X heeft redelijkerwijs moeten begrijpen dat de loonbelastingschulden als gevolg daarvan onbetaald zouden blijven.

Het door X gedane bewijsaanbod (overleggen van brieven) om te onderbouwen dat sprake is geweest van een concreet aanbod aan de Ontvanger om een verkoopopbrengst van zijn woning aan te wenden voor de betaling van de belastingschulden passeert het Hof omdat dit niet tot een andere conclusie leidt. X had het immers in zijn macht om dit (een verkoop van de woning) al dan niet te doen. Daarbij merkt het Hof op dat X ter zitting verklaard heeft dat de woning tot op heden (zes jaar na de genoemde brieven) niet is verkocht; de woning staat nog steeds te koop voor 2,7 miljoen euro, aldus X. Het Hof ziet ook geen grond voor de door belanghebbende verzochte matiging van de aansprakelijkstelling. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad heeft op 3 februari 2023 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (22/00079)

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2011 t/m januari 2016
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
30 november 2021
Rolnummer
20/00803
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:4429
Auteur(s)
mr. J.J. Vetter
Geradts & Vetter Advocaten
NLF-nummer
NLF 2022/1047
Aflevering
2 juni 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5045
bwbr0004770&artikel=36,bwbr0004770&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina