Direct naar content gaan

Samenvatting

In de zaak van Innophos Holdings, Inc. (hierna: Innophos) versus het Amsterdamse advocaten- en notariskantoor Heussen speelt het volgende:

PwC heeft Innophos geadviseerd om bv1 en bv2 geruisloos te fuseren met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018, waarbij bv1 de verdwijnende en bv2 de verkrijgende vennootschap zou zijn. Daarbij is PwC ervan uitgegaan dat artikel 10a Wet VpB 1969 in dat geval toepassing zou hebben gemist zodat de verschuldigde rente die onder de ‘Mexico Lening 2’ verschuldigd was aan US LLC 2 in dat geval in 2018 aftrekbaar was.

Eind september 2018 heeft Innophos met Heussen een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan Heussen juridische en notariële werkzaamheden heeft uitgevoerd. Innophos heeft Heussen de opdracht gegeven om uiterlijk 31 december 2018 de juridische fusie van bv1 en bv2 te bewerkstelligen. Heussen heeft op 10 december 2018 aan Innophos bericht dat de deponering van de fusiestukken bij het Handelsregister niet had plaatsgevonden als gevolg van een administratieve fout (hierna ook: de beroepsfout), waardoor de juridische fusie niet meer kon plaatsvinden in 2018. Innophos heeft Heussen bij brief van 21 december 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de beroepsfout heeft geleden. Heussen heeft bij brief van 26 maart 2019 gereageerd en betwist dat als Heussen de fusiedocumentatie wel tijdig zou hebben gedeponeerd, dit het door Innophos beoogde fiscale gevolg, te weten het voorkomen van toepasselijkheid van de renteaftrekbeperking van artikel 10a Wet VpB 1969, zou hebben gehad.

Het gaat er in deze procedure om of en, zo ja, tot welk bedrag Innophos ten gevolge van de beroepsfout van Heussen schade heeft geleden.

Rechtbank Amsterdam oordeelt dat Innophos terecht heeft aangevoerd dat voor de inschatting van wat er zou zijn gebeurd als de beroepsfout niet zou zijn gemaakt, niet alleen de verschillende standpunten van twee hoogleraren belastingrecht van belang zijn, maar ook het standpunt van de Belastingdienst in deze. Een oordeel van de Belastingdienst over de (hypothetische) situatie dat de fusie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 had plaatsgevonden, zal echter niet kunnen worden verkregen, stelt de Rechtbank vast.

Maar volgens Innophos worden in de loop van 2021 de definitieve aanslagen vennootschapsbelasting 2018 verwacht in vergelijkbare zaken waar de juridische fusie wel in 2018 met terugwerkende kracht is geëffectueerd, alsmede de aanslag vennootschapsbelasting van Innophos over 2019. Omdat Innophos in elk geval de mogelijkheid van schade volgens de Rechtbank voldoende aannemelijk heeft gemaakt, zal de discussie verder gevoerd kunnen worden in de schadestaatprocedure waar Innophos deze stukken in het geding kan brengen.

De Rechtbank verklaart al met al voor recht dat Heussen aansprakelijk is jegens Innophos voor vergoeding van alle vermogensschade die Innophos heeft geleden en zal lijden ten gevolge van de beroepsfout van Heussen.

De onderhavige procedure is verwezen naar de schadestaatprocedure ter vaststelling van de omvang van de schade die Innophos heeft geleden en zal lijden en de winst die zij zal derven ten gevolge van de beroepsfout van Heussen.

Metadata

Rubriek(en)
Civiel recht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum instantie
3 maart 2021
Rolnummer
C/13/670122/HA ZA 19-832
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:1744
Auteur(s)
prof. mr. A.J. Tekstra
Blauw Tekstra Uding
NLF-nummer
NLF 2021/1023
Aflevering
20 mei 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4332
,bwbr0002672&artikel=15&lid=16

Naar de bovenkant van de pagina