Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is gehuwd. X geniet het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen. Zowel X als haar echtgenoot hebben meer dan Afl. 5.000 aan (overige) rente betaald.

In geschil is of X tweemaal het wettelijk maximale bedrag aan renteaftrek van Afl. 5.000 als persoonlijke last in aftrek kan brengen op de samengetelde zuivere inkomens. Volgens het Gerecht in eerste aanleg van Aruba is dat het geval.

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld en het GHvJ verklaart dat gegrond.

Op basis van een zuiver grammaticale interpretatie van de wet zou het GHvJ zich achter het oordeel van het Gerecht scharen. Volgens het GHvJ bestaat echter een (evidente) discrepantie tussen de grammaticale interpretatie, die X voorstaat, en de bedoeling van de wetgever waarop de Inspecteur zich beroept. Daarbij is het GHvJ van oordeel dat de bedoeling van de wetgever steeds is geweest om de persoonlijke en buitengewone lasten in aanmerking te nemen bij één van de echtgenoten. De bedoeling van de wetgever is volgens het GHvJ nimmer in twijfel getrokken door de (rechts)praktijk en die (rechts)praktijk is op 27 juli 2011 door de toenmalige hoogste rechter (de Raad van Beroep) gesauveerd.

Het GHvJ oordeelt verder dat geen sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden.

De grammaticale interpretatie moet in casu wijken voor de bedoeling van de wetgever. Indien deze uitspraak op basis van dit oordeel onherroepelijk is geworden, roept het GHvJ de wetgever met klem op om de tekst van de wet in overeenstemming te brengen met diens daadwerkelijke bedoeling.

Bovengenoemde uitspraak beoogt duidelijkheid te geven over de gesignaleerde spanning tussen de tekst van artikel 20 Arubaanse Landsverordening Inkomstenbelasting (hierna: Lv IB) en de bedoeling van de wetgever. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (GHvJ) oordeelt contrair aan de uitspraak van het Arubaanse Gerecht in eerste aanleg dat de grammaticale interpretatie in onderhavige zaak moet wijken voor de bedoeling van de wetgever.

Vast staat dat de wetssystematiek van de Lv IB met zich brengt dat van gehuwde, in Aruba wonende, belastingplichtigen de zuivere inkomens van beide echtgenoten in aanmerking worden genomen bij de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen. Vast staat ook dat het onzuivere inkomen verminderd moet worden met de persoonlijke lasten en de buitengewone last om te komen tot het zuivere inkomen. In geschil is of alvorens de inkomsten worden samengevoegd, de persoonlijke lasten en buitengewone lasten eerst daarop in mindering moeten worden gebracht. Met andere woorden: kan belastingplichtige twee keer het wettelijk maximale bedrag van Afl. 5.000 aan rente van schulden en kosten van geldlening in aftrek brengen op de samengestelde zuivere inkomens? Op basis van een zuiver grammaticale interpretatie van de regeling zou het antwoord bevestigend moeten luiden. En tot dat oordeel komt het Gerecht in eerste aanleg ook.

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Datum instantie
11 augustus 2020
Rolnummer
AUA2019H00047
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2020:196
Auteur(s)
Germaine Rekwest
University of Curaçao
NLF-nummer
NLF 2020/1904
Aflevering
3 september 2020
Judoreg
NFB3666

Naar de bovenkant van de pagina