Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

Baltic Container Terminal SIA (hierna: Baltic Container), gevestigd in Letland, is vergunninghouder voor activiteiten in de vrije zone in de haven van Riga. De Letse belastingdienst stelde vast dat goederen de vrije zone hadden verlaten zonder een correcte douanestatuswijziging van niet-Uniegoederen naar Uniegoederen. Baltic Container werd aangeslagen voor invoerrechten en btw, maar voerde aan dat de administratie conform de douanepraktijk was uitgevoerd. Daarbij werden CMR-vrachtbrieven gebruikt met een vermelding van de douanestatus, bevestigd door een stempel en handtekening van een douanebeambte. Baltic Container stelde dat zij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op deze praktijk.

De Augstākā tiesa (Senāts) (hoogste rechterlijke instantie, Letland) heeft aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van de douanewetgeving, de verplichtingen van Baltic Container en het belang van gewettigd vertrouwen en gezag van gewijsde.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

  • Artikel 214, lid 1, DWU en artikel 178, lid 1, onderdeel b en c, Gedelegeerde Verordening 2015/2446 vereisen niet dat een masterreferentienummer (MRN, een uniek identificatienummer dat door de douaneautoriteiten wordt toegekend aan douanedocumenten en -aangiften in het kader van internationale handel) wordt vermeld in de administratie bij de zuivering van een vrijezoneregeling. Wel moeten informatie over de wijze van zuivering en identificatiegegevens van relevante documenten worden opgenomen, tenzij de douaneautoriteiten anders hebben toegestaan.
  • Een houder mag informatie over een CMR-vrachtbrief met douanestatusvermelding in zijn administratie opnemen als de douaneautoriteiten deze methode expliciet toestaan. De houder is niet verplicht om de juistheid van de douanestatus op de vrachtbrief te verifiëren, tenzij er duidelijke twijfel bestaat.
  • Een houder moet zorgvuldigheid betrachten. Bij duidelijke inconsistenties in de documentatie kan van de houder worden verwacht dat hij deze aankaart. De statusvermelding op de vrachtbrief, bevestigd door een douanebeambte, wekt echter in principe voldoende vertrouwen.
  • Een vaste douanepraktijk, waarbij toezeggingen zijn gedaan over de geldigheid van bepaalde administratieve handelingen, kan een gewettigd vertrouwen scheppen. Dit vertrouwen is geldig zolang de praktijk niet strijdig is met de douanewetgeving.
  • Het Unierecht verhindert niet dat een nationale rechter een eerdere strafrechtelijke uitspraak (gezag van gewijsde) in acht neemt. Indien die uitspraak dezelfde feiten betreft en daarin is bepaald dat de houder niet heeft verzuimd aan douaneverplichtingen te voldoen, kan dat een grond vormen voor het nietig verklaren van de douaneschuld.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HvJ
Datum instantie
16 januari 2025
Rolnummer
C-376/23
ECLI
ECLI:EU:C:2025:20
Auteur(s)
mr. G.J. van Slooten
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2025/0259
Aflevering
4 februari 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6795
bwbv0001506&artikel=267,bwbv0001506&artikel=267

Naar de bovenkant van de pagina