Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een seksshop. Zij verkoopt onder meer capsules, druppels, poeders en sprays die worden aangeprezen als afrodisiaca. Deze producten, die hoofdzakelijk bestaan uit bestanddelen van plantaardige of dierlijke oorsprong, zijn bestemd voor menselijke consumptie en worden oraal ingenomen.

In geschil is of deze lustopwekkende middelen zijn aan te merken als voedingsmiddelen als bedoeld in tabel I, post a.1, Wet OB 1968. Volgens Hof Den Haag is dat het geval. Redengevend voor dat oordeel acht het Hof dat de producten oraal moeten worden ingenomen en dat zij bestanddelen bevatten die eigen zijn aan voor menselijk gebruik bestemde voedingsmiddelen. Dat de producten worden aangeprezen en gebruikt als sekslustopwekkende middelen staat volgens het Hof niet aan de toepassing van het verlaagde tarief in de weg. De staatssecretaris van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld.

Uit antwoorden van het HvJ (1 oktober 2020, C‑331/19, ECLI:EU:C:2020:786) op door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen blijkt dat het Hof van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan.

De producten worden op de verpakkingen ervan aangeprezen als sekslustopwekkende middelen, en worden ook als zodanig gebruikt. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat zij zijn samengesteld en verkocht voor andere effecten dan die welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme. Omdat de producten niet met het oog op die al dan niet welbepaalde voedingsfunctie zijn samengesteld en worden verkocht, kunnen zij niet worden gerangschikt onder tabel I, post a.1, onderdeel a of c, Wet OB 1968 oordeelt de Hoge Raad. Het is niet van belang of zij bestanddelen bevatten die op zichzelf beschouwd bevorderlijk zijn voor de instandhouding, de werking en de ontwikkeling van het menselijk organisme.

Gelet hierop is het cassatieberoep gegrond.

De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam voor een beoordeling van de door het Hof onbehandeld gelaten stellingen van X.

Anders, Conclusie A-G Ettema (NLF 2018/1426, met noot van Vroon).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009-2013
Instantie
HR
Datum instantie
17 december 2020
Rolnummer
17/01725bis
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:2082
Auteur(s)
Toon Vroon
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2021/0008
Aflevering
7 januari 2021
Judoreg
NFB3918
bwbr0002629&artikel=9,bwbr0002629&artikel=9

Naar de bovenkant van de pagina