Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 6 november 2017 hebben de gemeente Amsterdam en D (bv), enig aandeelhouder en bestuurder van X (bv; belanghebbende), een overeenkomst gesloten met betrekking tot de uitgifte in eeuwigdurende erfpacht van een perceel grond met opstallen. De jaarlijkse canon bedraagt € 83.650. Deze is gebaseerd op de erfpachtgrondwaarde van € 3.500.000 en een canonpercentage van 2,39. X is verplicht de canon voor de (eeuwigdurende) looptijd van zijn erfpachtrecht bij vooruitbetaling te voldoen tegen een afkoopsom van € 3.500.000.

In geschil is hoe de heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting moet worden bepaald.

Volgens Rechtbank Noord-Holland komt het economische resultaat volledig overeen met de situatie dat een eeuwigdurend canonvrij erfpachtrecht tegen een vergoeding ineens van € 3.500.000 zou zijn gevestigd. In dat geval zou dit bedrag op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 1, Wet BRV als maatstaf van heffing hebben te gelden. Gelet op de strekking van de Wet BRV, waar heffing naar de waarde in het economische verkeer uitgangspunt is, acht de Rechtbank niet aanvaardbaar in deze omstandigheden uit te gaan van een waarde nihil van het erfpachtrecht vermeerderd met een forfaitaire waarde overeenkomend met 17 maal de jaarlijkse canon (conform het standpunt van X). Derhalve heeft het bedrag van de afkoopsom als heffingsgrondslag te gelden. Dat betekent dat het gelijk aan de Inspecteur is.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
2 december 2020
Rolnummer
18/4832
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:10110
NLF-nummer
NLF 2021/0011
Aflevering
7 januari 2021
Judoreg
NFB3921
bwbr0002740&artikel=9&lid=1,bwbr0002740&artikel=9&lid=2,bwbr0002740&artikel=9&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina