Direct naar content gaan

Samenvatting

De Nederlandse Woonbond is een belangenorganisatie voor huurders die opkomt voor betaalbare huren en goede woningen in leefbare wijken. Hij behartigt de belangen van huurders en woningzoekenden in het algemeen en van zijn leden in het bijzonder. De Woonbond komt in deze procedure op voor het gebundeld belang van huurders van sociale huurwoningen. Het gaat kort samengevat om de vraag of de Staat (de Inspecteur) zogeheten inkomensverklaringen ten aanzien van huurders heeft mogen verstrekken aan verhuurders die deze verklaringen vervolgens hebben mogen gebruiken om inkomensafhankelijke huurverhogingen voor te stellen.

Hof Den Haag heeft voor recht verklaard dat de Staat vanaf 1 maart 2013 tot 1 april 2016 onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van huurders door in het kader van inkomensafhankelijke huurverhogingen inkomensverklaringen over huurders af te geven aan verhuurders. Het Hof verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2016 (201506945/1/A3, ECLI:NL:RVS:2016:253). Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Met de Staat is het Hof van oordeel dat vanaf 1 april 2016 niet meer in strijd wordt gehandeld met de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR en wordt voldaan aan de in de Wet bescherming persoonsgegevens (en sinds 25 mei 2018: de AVG) genoemde voorwaarden voor rechtmatige gegevensverstrekking.

De door de Staat (principaal) en Woonbond (incidenteel) ingestelde cassatieberoepen stellen behalve de onrechtmatigheidsvraag ook de ontvankelijkheid van de Woonbond aan de orde.

Op het punt van de ontvankelijkheid acht A-G Drijber het bestreden arrest juist. De Woonbond is ontvankelijk te achten in zijn vorderingen.

Ook overigens acht de A-G het arrest juist. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de gegevensverstrekking in de periode vóór 1 april 2016 onrechtmatig was omdat niet uitdrukkelijk was bepaald dat de Belastingdienst in afwijking van de hoofdregel van geheimhouding verplicht was om een inkomensverklaring te verstrekken. Vanaf 1 april 2016 is de gegevensverstrekking in beginsel wel rechtmatig te achten.

De conclusie strekt tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Overig
Belastingtijdvak
2013-2016
Instantie
A-G
Datum instantie
1 april 2022
Rolnummer
21/01249
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:346
Auteur(s)
mr. E.J.M. Roosendaal
Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2022/1042
Aflevering
2 juni 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5040
bwbr0002320&artikel=67,bwbr0002320&artikel=67

Naar de bovenkant van de pagina