Terechte naheffing parkeerbelasting wegens foutief invoeren gebiedscode
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 7 augustus 2024
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(5)
- Jurisprudentie(286)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur(2)
- Recent(20)
Samenvatting
De Heffingsambtenaar van de gemeente Breda heeft aan X (belanghebbende) een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd omdat hij zijn auto in de verkeerde parkeerzone had aangemeld via een parkeerapp.
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant voert X aan dat de situatie ter plaatse en de instructies in de app onduidelijk waren, en dat de naheffingsaanslag van € 59,25 niet in verhouding staat tot het geringe verschil van € 0,37 in betaalde parkeerbelasting.
De Rechtbank oordeelt dat het foutief invoeren van de gebiedscode voor rekening van X komt, omdat van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij het parkeerregime begrijpt. Hoewel de naheffingsaanslag zelf terecht is, blijkt het in rekening gebrachte bedrag (€ 57,75) hoger dan toegestaan volgens de verordening, die een tarief van € 52,75 voorschrijft.
Hierdoor wordt het beroep van X gedeeltelijk gegrond verklaard en wordt de naheffingsaanslag verlaagd naar € 54,25.
De Heffingsambtenaar moet het griffierecht vergoeden, maar de Rechtbank kent X geen recht op een proceskostenvergoeding toe.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen
belanghebbende uit plaats, belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 maart 2023.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Feiten
2. De auto met [kenteken] stond op 27 januari 2023 omstreeks 10:30 uur stil aan de Baronielaan te Breda. Tijdens een controle op deze datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 59,25 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 57,75 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.1. Artikel 2, onderdeel a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Breda (de Verordening) luidt:
2.2. Artikel 10 van de Verordening parkeerbelastingen 2023 van de Gemeente Breda luidt als volgt:
2.3. In bijlage 1 Tarieven- en kostentabel parkeerbelastingen 2023 onderdeel E Naheffingsaanslag staat:
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd, maar slaagt het beroep van belanghebbende dat de opgelegde naheffingsaanslag te hoog is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
4. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gronden belanghebbende
5. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Belanghebbende heeft via de parkeerapp de auto per abuis aangemeld in de verkeerde parkeerzone.
5.1. Belanghebbende wijdt zijn omissie aan de onduidelijke situatie ter plaatse en de onduidelijke instructies in de parkeerapp. In parkeerzone 21875 mag, in tegenstelling tot de parkeerzone 21885, het eerste kwartier kosteloos geparkeerd worden. Hierdoor is slechts € 0,37 te weinig parkeerbelasting voldaan volgens belanghebbende. Belanghebbende stelt dat een naheffingsaanslag ter hoogte van € 59,25 niet in verhouding staat tot de vermeende vergissing of het genoten voordeel.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
6. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 27 januari 2023 geparkeerd stond aan de Baronielaan te Breda. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. (artikel 2, onderdeel a, van de Verordening en artikel 1.1 van het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2022). Belanghebbende heeft te weinig parkeerbelasting voldaan. Belanghebbende heeft dit niet betwist. Daaruit volgt dat de naheffingsaanslag (in beginsel) terecht is opgelegd.
6.1. Uit vaste rechtspraak volgt dat van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij zichzelf op de hoogte stelt van het op de parkeerlocatie geldende parkeerregime. Deze onderzoeksplicht is ook van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van een parkeerapp. Belanghebbende kiest er immers zelf voor om de parkeerbelasting te voldoen via de parkeerapp. De rechtbank is van oordeel dat het foutief invoeren van de gebiedscode in de parkeerapp voor rekening en risico is van belanghebbende. De, naar de opvatting van belanghebbende, onduidelijk situatie ter plaatse en de onduidelijke instructies in de parkeerapp brengen hier, mede gelet op de onderzoeksplicht, geen verandering in. Bovendien heeft de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat, gelet op de situatie ter plaatse, het voor belanghebbende voldoende duidelijk had kunnen zijn in welke zone hij zijn auto parkeerde.
6.2. De stelling van belanghebbende dat de hoogte van de naheffingsaanslag niet in verhouding staat tot de vermeende vergissing of het genoten voordeel – die op zichzelf begrijpelijk is – lijdt niet tot een andere uitkomst. Indien wordt geparkeerd op een plaats die is aangewezen als een plaats waar met parkeerbelasting mag worden geparkeerd, dan moet parkeerbelasting worden voldaan. Indien deze parkeerbelasting niet, of onvoldoende, is voldaan dan wordt de parkeerbelasting nageheven. Volgens het bepaalde in artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd om bij naheffing standaard een forfaitair bedrag gelijk aan de verschuldigde parkeerbelasting voor een uur in rekening te brengen, ongeacht of voor een deel van het uur wel parkeerbelasting is voldaan. (vgl. Hoge Raad 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:56)
6.3. Op basis van artikel 10, eerste lid, van de Verordening en Bijlage 1 Tarieven- en kostentabel (onderdeel E Naheffingsaanslag) bedragen de kosten van de naheffingsaanslag € 52,75, terwijl op de naheffingsaanslag een bedrag van € 57,75 staat vermeld. Dit betekent dat op basis van de Verordening de heffingsambtenaar € 52,75 in rekening mag brengen. Nu belanghebbende – ten onrechte – een tarief van € 57,75 in rekening is gebracht is het beroep van belanghebbende tegen de hoogte van de kosten van de naheffingsaanslag in zoverre gegrond en komt het totaal te betalen bedrag uit op € 54,25.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd en de aanslag moet worden verlaagd. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft gevraagd om een proceskostenvergoeding van € 300 maar er is geen sprake van kosten die gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag parkeerbelasting tot € 54,25;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 7 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.