Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft een eenmanszaak. De eenmanszaak heeft geld geleend van een stichting waarvan X en haar echtgenoot het bestuur vormden. De eenmanszaak heeft geld geleend aan een Spaanse vennootschap (Y) waarvan X en haar echtgenoot ieder 50% van de aandelen hielden. Y heeft geen rente betaald aan de eenmanszaak. Y is in 2018 geliquideerd.

In deze procedure over aan X opgelegde aanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2015 is onder meer in geschil in hoeverre de vordering van X op Y kan worden afgewaardeerd.

Uit een met de Inspecteur gesloten vso volgt dat de vordering op Y begin 2013 nominaal € 485.062 bedroeg. Gelet op het niet in geschil zijnde rentepercentage van 8%, betekent dit dat de door Y verschuldigde rente over 2013 € 38.804 (8% van € 485.062) bedroeg. Deze rente is niet betaald en dient als vordering op de tbs-balans te komen. X mag deze vordering volgens Rechtbank Noord-Nederland niet afwaarderen. X maakt niet aannemelijk dat aan de rentevordering geen waarde kan worden toegekend.

Ook voor de jaren 2014 (omkering en verzwaring en bewijslast) en 2015 maakt X niet aannemelijk dat de in respectievelijk 2014 en 2015 ontstane rentevordering mag worden afgewaardeerd tot nihil.

De Inspecteur heeft een bedrag van € 533.000 tot het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden over 2014 gerekend in verband met de kwijtschelding door de stichting van haar vordering op X voor dit bedrag. Dat acht de Rechtbank terecht. Door het in haar hoedanigheid als medebestuurder van de stichting (onzakelijk) kwijtschelden van de vordering in 2014 heeft X zich in 2014 dit deel van het vermogen van de stichting toegeëigend. Aan (mogelijke) toepassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling komt de Rechtbank niet toe, nu geen sprake is van kwijtscheldingswinst als bedoeld in artikel 3.13 Wet IB 2001.

X heeft hoger beroep ingesteld bij Hof Arnhem-Leeuwarden, maar het Hof bevestigt grotendeels het oordeel van de Rechtbank, behalve voor het jaar 2013, omdat vast is komen te staan dat de rente-inkomsten over het jaar 2013 € 34.324 bedragen en niet € 38.804, welk bedrag de Rechtbank in haar oordeel heeft gehanteerd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013 t/m 2015
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
7 maart 2023
Rolnummer
21/01014; 21/01015; 21/01016; 21/01017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:1898
NLF-nummer
NLF 2023/0608
Aflevering
23 maart 2023
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.91,bwbr0011353&artikel=3.91,bwbr0011353&artikel=3.92,bwbr0011353&artikel=3.92

Naar de bovenkant van de pagina