Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze strafzaak wordt verdachte X beschuldigd van het niet indienen van winstbelastingaangiften van 2018 tot 2021 op Curaçao. Het GHvJ oordeelt echter dat er onvoldoende bewijs is om hem strafbaar te stellen.

Volgens artikel 49, lid 1, onderdeel a, Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) is alleen degene die door de Belastingdienst is uitgenodigd tot het doen van aangifte, verplicht om dit te doen. Het niet indienen van een aangifte is alleen strafbaar als een officiële uitnodiging daartoe is ontvangen.

Anders dan de procureur-generaal, is het GHvJ van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat in de ten laste gelegde periode de uitnodigingen tot het doen van aangifte aan (het bedrijf van) de verdachte zijn verstuurd. Op grond van de bulkdata kan niet worden beoordeeld of de uitnodigingen tot het doen van aangifte op het (juiste) adres zijn ontvangen of aangeboden. De omstandigheid dat de aanmaningen zijn ontvangen is onvoldoende om te kunnen aannemen dat (het bedrijf van) de verdachte is uitgenodigd tot het doen van aangifte (HR 23 juni 2016, 15/02345, ECLI:NL:HR:2016:1268). Dit betekent dat niet bewezen kan worden dat ten aanzien van de winstbelasting een aangifteplicht bestond en dat X moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2018-2021
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Datum instantie
19 december 2024
Rolnummer
H-29/24
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2024:264
NLF-nummer
NLF 2025/0198
Aflevering
21 januari 2025

Naar de bovenkant van de pagina