Direct naar content gaan

Samenvatting

In de aangifte IB/PVV 2014 van X (belanghebbende) is in box 3 een onroerende zaak opgenomen. X en zijn partner (hierna: D) zijn ieder voor de helft eigenaar van de onroerende zaak.

In een onderzoek naar belastingaangiften van D is de Inspecteur ervan op de hoogte geraakt dat de onroerende zaak sinds 1 augustus 2007 wordt verhuurd aan de onderneming van D. Dit heeft ertoe geleid dat aan X een navorderingsaanslag is opgelegd waarbij een resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking is genomen van € 14.996.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat sprake is van een nieuw feit om na te vorderen.

Niet in geschil is dat X in 2014 zijn helft van de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld aan de onderneming van D. In geschil is de hoogte van het resultaat van de terbeschikkingstelling. De huuropbrengst en de rentelast zijn niet (langer) in geschil. In geschil zijn de afschrijvingskosten en of diverse kosten, die in 2014 zijn gemaakt, in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van het resultaat.

De Rechtbank oordeelt dat X de kosten voor verbouwingen kan activeren, aangezien het gaat om verbouwingen die door natrekking deel zijn gaan uitmaken van de onroerende zaak en de helft van de kosten op X drukken. De Rechtbank berekent de hoogte van het resultaat van de terbeschikkingstelling uiteindelijk op € 7.025.

Het beroep is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
13 juli 2022
Rolnummer
20/6080
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:3534
NLF-nummer
NLF 2022/1761
Aflevering
15 september 2022
bwbr0002320&artikel=16,bwbr0002320&artikel=16,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.91,bwbr0011353&artikel=3.91

Naar de bovenkant van de pagina