Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X heeft vanuit Duitsland een gebruikte kampeerauto naar Nederland overgebracht en op 11 mei 2011 op aangifte een bedrag van € 7.853 aan BPM voldaan. De kampeerauto is op 7 september 2010 voor het eerst toegelaten op de openbare weg in Duitsland. Ten tijde van het doen van de hiervoor vermelde aangifte bedroeg de kilometerstand 6.080. Bij de berekening van de verschuldigde BPM heeft X gebruikgemaakt van de goedkeuring in het Kaderbesluit BPM die – kort gezegd – inhoudt dat:

  1. onder bepaalde voorwaarden voor het vaststellen van de nettocatalogusprijs kan worden uitgegaan van de catalogusprijs van een met de verkregen kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto; 
  2. geen BPM wordt verschuldigd over dat deel van die catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie.

Voorts heeft X op de voet van artikel 10, lid 1, Wet BPM een afschrijving van 25% in aanmerking genomen.

De Inspecteur heeft BPM nageheven.

X heeft met een beroep op artikel 110 VWEU zowel tegen het op aangifte voldane bedrag als tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt op de (enkele) grond dat de in aanmerking genomen afschrijving van 25% te laag is geweest.

Hof Den Bosch hield het echter op een afschrijving van 25% en dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd. Het Hof heeft vastgesteld dat wezenlijke verschillen bestaan tussen gebruikte bestelauto’s en gebruikte kampeerauto’s. Het Hof heeft daarmee klaarblijkelijk gedoeld op in elk geval het verschil in intensiteit van het gebruik van de beide voertuigen dat is terug te voeren op het al dan niet aangebracht zijn van recreatieve voorzieningen. Aan dit verschil heeft het Hof de conclusie verbonden dat de afschrijving bij gesloten bestelauto’s met recreatieve voorzieningen niet in gelijke mate verloopt als bij gesloten bestelauto’s zonder die voorzieningen, en dat daarom voor de afschrijving van de kampeerauto moet worden aangesloten bij de waardedaling zoals deze zich in het economische verkeer voordoet bij kampeerauto’s. Deze oordelen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd, aldus de Hoge Raad.

Conform Conclusie A-G IJzerman.

Maatstaf van heffing bij kampeerauto’s

Een kampeerauto heeft twee functies. Enerzijds dient hij voor het vervoer van personen. Anderzijds heeft hij een recreatieve functie, die vergelijkbaar is met die van tenten en caravans. Omdat met een kampeerauto relatief weinig gebruik wordt gemaakt van de openbare weg, rechtvaardigt dit een lagere belastingdruk. Om die reden wordt in paragraaf 5.3.2 Kaderbesluit BPM goedgekeurd dat de BPM voor een kampeerauto niet wordt berekend over dat deel van de catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie. Meestal dient een gesloten bestelauto als basis voor een kampeerauto. In dat geval wordt de BPM berekend over de catalogusprijs van de bestelauto.

Oude taxatiemethode

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2011
Instantie
HR
Datum instantie
12 mei 2017
Rolnummer
15/03459
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:847
Auteur(s)
Sacha Bothof
123BPM.NL
NLF-nummer
NLF 2017/1175
Aflevering
25 mei 2017
Judoreg
NFB489
bwbr0005806&artikel=10&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina