Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij notariële akte van 22 december 2011 hebben X (belanghebbende) en zijn echtgenote aan een stichting met de anbi-status een uitkering geschonken gedurende een periode van vijf kalenderjaren, met jaarlijkse termijnen van € 50.000. In de schenkingsakte is bepaald dat de verplichting tot schenking behalve door tijdsverloop van vijf jaar tevens vervalt door het overlijden van de langstlevende schenker. De sterftekans van X en zijn echtgenote is door de Inspecteur berekend op 0,03%. Daarnaast is een ontbindende voorwaarde opgenomen inhoudende dat de verplichting eindigt wanneer de stichting de anbi-status verliest. De Inspecteur heeft de betaling van de termijn in 2012 aan de stichting niet aangemerkt als een periodieke gift, maar als een andere gift. In afwijking van de aangifte IB/PVV 2012 heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning van X daarom hoger vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant (NLF 2020/0575) heeft het standpunt van de Inspecteur verworpen, maar Hof Den Bosch (NLF 2021/0324) heeft hem in het gelijk gesteld.

Het sterfterisico is te laag en de kans op verlies van de anbi-status van de stichting hoeft niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de omvang van de materiële onzekerheid. Ook is er geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel.

Tegen dit oordeel heeft X met drie middelen cassatieberoep ingesteld, maar A-G Niessen geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012
Instantie
A-G
Datum instantie
17 augustus 2021
Rolnummer
21/00732
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:760
Auteur(s)
mr. A. van Maurik
Heritance Tax & Estate Planning
NLF-nummer
NLF 2021/2018
Aflevering
28 oktober 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4601
bwbr0011353&artikel=6.32,bwbr0011353&artikel=6.34,bwbr0011353&artikel=6.38,bwbr0011353&artikel=6.32,bwbr0011353&artikel=6.34,bwbr0011353&artikel=6.38

Naar de bovenkant van de pagina