Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) was van 19 december 2005 tot 1 januari 2015 samen met zijn ex-partner vennoot in een vof. De vof heeft in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 personeel ingeleend bij A (bv). A is in gebreke gebleven met het betalen van diverse naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting over die periode.

De Ontvanger heeft bij de vof een aansprakelijkheidsonderzoek ingesteld voor de onbetaald gebleven loonheffingen en omzetbelasting over de jaren 2013 en 2014 van A. Bij beschikking van 24 augustus 2017 is de vof op grond van artikel 34 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 51.996. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Ontvanger op 28 februari 2018 deze beschikking ingetrokken, omdat de vof op het moment van het geven van de beschikking niet meer bestond. Vervolgens heeft de Ontvanger op 28 mei 2018 X en zijn ex-partner als toenmalig vennoten van de vof op grond van artikel 34 IW 1990 in samenhang gelezen met artikel 18 Wetboek van Koophandel hoofdelijk aansprakelijk gesteld.

Rechtbank Gelderland acht sprake van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en heeft de aansprakelijkstelling verminderd. De Ontvanger heeft hoger beroep ingesteld en Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat gegrond. Het Hof oordeelt dat X terecht en voor het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld. De regeling van de inlenersaansprakelijkheid heeft voor X vergaande gevolgen. Het is echter aan X om zich voorafgaand aan de inlening van werknemers te vergewissen van de aan die inlening verbonden risico’s.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
15 maart 2021
Rolnummer
20/00429
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2552
NLF-nummer
NLF 2021/0722
Aflevering
1 april 2021
bwbr0004770&artikel=34,bwbr0004770&artikel=34

Naar de bovenkant van de pagina