Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak stelt de Inspecteur in hoger beroep dat het werkelijke rendement van X (belanghebbende) ter zake van zijn box 3-vermogen € 7.461,50 bedraagt. In totaal bedraagt het werkelijke rendement € 14.923, waarvan 50% aan X kan worden toegerekend. Het bedrag bestaat onder meer uit de ongerealiseerde waardestijging van een vakantiewoning van € 7.000.

Hoewel Hof Den Haag begrip heeft voor de bezwaren van X tegen het feit dat het ongerealiseerde rendement op de niet-verhuurde vakantiewoning wordt belast, ziet het Hof, gelet op de huidige stand van de jurisprudentie, geen aanleiding om de belastingheffing over dit ongerealiseerde rendement buiten beschouwing te laten.

X stelt onder meer dat sprake is van ongelijke behandeling van belastingplichtigen die een vakantiewoning voor eigen gebruik hebben en belastingplichtigen die kunst, auto’s of plezierboten voor eigen gebruik in bezit hebben. Volgens het Hof is het onderscheid echter niet van dien aard dat de keuze van de wetgever evident van redelijke grond ontbloot is.

De Inspecteur heeft het werkelijk rendement juist berekend. Dit betekent dat het werkelijke rendement van X € 7.461 bedraagt.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 oktober 2024
Rolnummer
24/228
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:2175
NLF-nummer
NLF 2024/2685
Aflevering
3 december 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina