Direct naar content gaan

Samenvatting

X is de Europese hoofdvestiging van een Japans concern dat zich bezighoudt met de productie van en handel in meet- en positioneringsapparatuur. X is moedermaatschappij van een fiscale eenheid waartoe onder meer haar dochtervennootschap A behoort. A verkoopt producten aan B, een in Spanje gevestigde distributeur die aanvankelijk geen onderdeel was van het concern waartoe X behoort.

X heeft ter zake van de vorderingen van A op B in haar commerciële jaarrekening een voorziening opgenomen tot een bedrag van € 6.000.000 en in haar fiscale jaarrekening deze vorderingen met hetzelfde bedrag ten laste van de winst afgewaardeerd. In de aangifte voor het boekjaar 2009/2010 zijn de vorderingen met een bedrag van € 3.500.000 verder afgewaardeerd.

Op 31 maart 2010 heeft een in de VS gevestigde zustervennootschap van X, D Inc., voor € 1 alle aandelen in B verworven en heeft D een garantie gegeven ter zake van de verplichtingen van B jegens A. X heeft vervolgens haar vorderingen opgewaardeerd. De Inspecteur heeft de opwaardering als belastbare winst aangemerkt.

In geschil is of de garantie van D voor de vorderingen van X op B onzakelijk is en of de daaruit voortvloeiende opwaardering belastbare winst of informeel kapitaal is.

Na verwijzing door de Hoge Raad moet verwijzingshof Amsterdam (opnieuw) onderzoeken of het voordeel dat is ontleend aan de garantstelling door D geheel of ten dele zijn grond vindt in haar vennootschappelijke betrekkingen. Hof Amsterdam acht aannemelijk dat de garantstelling en het daarmee gepaard gaande voordeel in enige mate zijn grond vindt in de vennootschappelijke betrekkingen. Het voordeel dat zijn grond vindt in de vennootschappelijke betrekkingen wordt door het Hof schattenderwijs vastgesteld op € 1.200.000.

Hof Amsterdam komt tot de verwijzingsuitspraak nadat de Hoge Raad in zijn arrest van 8 juli 2016 als volgt oordeelde:

‘(…) ook indien A naar burgerlijk recht geen partij was bij de garantstelling door D, sluit dit geenszins uit de mogelijkheid dat die vermogenstoename (gedeeltelijk) is opgekomen in haar hoedanigheid van (middellijke) dochtervennootschap van de Japanse moedervennootschap.’

 

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2009-2010
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
18 april 2017
Rolnummer
16/00307
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1507
Auteur(s)
dr. W. Bruins Slot
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2017/1094
Aflevering
18 mei 2017
Judoreg
NFB471
bwbr0002672&artikel=8&lid=1,bwbr0002672&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina