Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze conclusie omvat twee cassatieberoepen van twee belanghebbenden: X1 (zaak 20/02576) en X2 (zaak 20/02572). Zij behoren tot hetzelfde concern en worden door dezelfde gemachtigde bijgestaan. Hun zaken zijn ook voor Hof Den Bosch gezamenlijk en op dezelfde zitting behandeld. De rechtskundig relevante feiten zijn in beide zaken vergelijkbaar en de cassatiemiddelen zijn nagenoeg identiek. De belanghebbenden hebben verzocht om gezamenlijke behandeling in cassatie.

Tot 29 juni 2018 konden werkgevers de Inspecteur ex artikel 97, lid 2, Wfsv verzoeken om bij onjuiste premiesectorindeling die indeling tot vijf jaar terug te corrigeren in de ‘van rechtswege’ geldende premiesector. Op 29 juni 2018 heeft de regering de Tweede Kamer bericht dat zij terugwerkende herziening in de aanstaande Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) wilde afschaffen en wel per die datum, dus met terugwerkende kracht, zulks ter voorkoming van capaciteitsproblemen bij de fiscus door een grote stroom valreep-herindelingsverzoeken. De belanghebbenden hebben op 29 augustus 2018 verzocht om alsnog vanaf 1 januari 2013 ingedeeld te worden in de volgens hen correcte premiesectoren 10 resp. 11, resulterend in premieteruggaven. Na onderzoek heeft de Inspecteur hen inderdaad in die sectoren ingedeeld, maar pas per 1 september 2018, dus alleen voor de toekomst.

In geschil is of de terugwerkende afschaffing van de herziening ten voordele verenigbaar is met het eigendomsrecht van artikel 1 EP en het vertrouwensbeginsel.

Het Hof meende dat de terugwerkende afschaffing van de herziening ten voordelen niet van elke redelijke grond is ontbloot in het licht van de noodzaak capaciteitsproblemen bij de Belastingdienst te voorkomen. Het heeft de beroepen van de belanghebbenden ongegrond verklaard.

A-G Wattel acht de cassatieberoepen gegrond. De belanghebbenden hadden volgens de A-G een legitimate expectation die hen op 29 juni 2018 is ontnomen. Wat de wetgever volgens de A-G met de WAB in wezen deed, was een vijfjaarsverjaringstermijn van een geldvordering – een verbintenis uit de wet – met terugwerkende kracht opeens op nul stellen.

De zaak dient te worden verwezen om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te bewijzen dat zij van rechtswege ex artikel 96 Wfsv vanaf 2013 aangesloten waren bij de sectoren 10 resp. 11.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2013-2018
Instantie
A-G
Datum instantie
7 april 2021
Rolnummer
20/02576; 20/02572
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:352
Auteur(s)
mr. drs. G.A.M. van de Ven
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2021/1460
Aflevering
22 juli 2021
Judoreg
NFB4464
bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina