Samenvatting
X (belanghebbende) is vanaf 20 april 2020 houder van een bestelauto. Hij heeft verzocht om toepassing van het in artikel 24a, lid 1, Wet MRB opgenomen tarief (het lage tarief) voor gehandicapten. De bestelauto is in de laadruimte voorzien van een chemisch toilet en de inklapbare rollator van X staat erin.
Volgens de Inspecteur is het lage tarief niet van toepassing. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 24a Wet MRB in samenhang met artikel 4a Uitv.reg. MRB.
Rechtbank Noord-Holland en in hoger beroep Hof Amsterdam zijn het met de Inspecteur eens.
Een noodzakelijk hulpmiddel als bedoeld in artikel 4a, lid 1, Uitv.reg. MRB, niet zijnde een niet-opvouwbare rolstoel in de strikte zin van het woord, kan hooguit een hulpmiddel zijn dat met een niet-opvouwbare rolstoel op één lijn is te stellen. Gelet op omvang, gewicht en functie kan daarbij worden gedacht aan een scootmobiel en een driewieler voor volwassenen.
Een chemisch toilet is niet op één lijn te stellen met een niet-opvouwbare rolstoel, hoezeer het Hof ook begrip heeft voor het feit dat X als gevolg van zijn incontinentie lichamelijke en praktische ongemakken ondervindt.
Een inklapbare rollator is evenmin op één lijn te stellen met een niet-opvouwbare rolstoel. Het is geen hulpmiddel dat van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht is, dat X, rekening houdend met zijn handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van zijn bestelauto, oordeelt het Hof.
De Hoge Raad heeft op 14 februari 2025 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.