Samenvatting
X (belanghebbende) heeft tegen een aan hem toegezonden rekening motorrijtuigenbelasting bezwaar gemaakt, maar dat werd afgewezen. Hof Den Haag bevestigt het oordeel van Rechtbank Den Haag dat tegen een rekening motorrijtuigenbelasting geen bezwaar open staat. De rekening is slechts een betalingsherinnering voor de motorrijtuigenbelasting die X voor de auto moest betalen. Het is dus geen belastingaanslag. Er is ook geen wettelijke bepaling die de rekening aanmerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Aangezien X de rekening destijds ook niet betaald heeft, is er ook geen voldoening van belasting geweest waartegen X bezwaar kon maken. De Rechtbank heeft wel het beroep betreffende de rekening niet-ontvankelijk verklaard, terwijl zij het beroep naar het oordeel van het Hof ongegrond had moeten verklaren. Het Hof laat de beslissing van de Rechtbank ter zake van de rekening niettemin in stand, omdat niet valt in te zien hoe het corrigeren van het dictum in dit geval enig belang van X kan dienen.
De Rechtbank heeft verder terecht en op goede gronden beslist dat de beroepen ter zake van de aan X opgelegde naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting ongegrond zijn.
De Hoge Raad heeft op 27 september 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.