Direct naar content gaan

Samenvatting

Beheer (bv; belanghebbende) is in 2010 als moedermaatschappij gevoegd in een fiscale eenheid met verschillende dochtermaatschappijen, waaronder X en Y.

Y exploiteert een bouwbedrijf. Y en Z hebben in 2011 B opgericht. Op 30 september 2011 is door onder meer Y, Z en B een participatieovereenkomst gesloten. Tot de overeenkomst behoort een tiental bijlagen (onder meer een cv-overeenkomst, een scheepsbouwcontract, een achtergesteldeleningsovereenkomst, een termsheet en een rekenmodel).

In deze procedure zijn aan Beheer opgelegde navorderingsaanslagen vpb 2009, 2011, 2012 en 2013 in geschil en de definitieve aanslag vpb 2014. De Inspecteur heeft correcties aangebracht in verband met de investering in een zeevrachtschip. Slechts indien B in de jaren 2011 tot en met 2014 als dochtermaatschappij deel uitmaakte van de fiscale eenheid kunnen bij de fiscale eenheid afschrijvingen op grond van artikel 3.34 Wet IB 2001 en negatieve exploitatieresultaten in aanmerking worden genomen.

De Inspecteur beschikte al ruim voor de vaststelling van de definitieve aanslag 2013 over alle documenten die van belang waren voor het onderzoek naar de scheepsinvestering van Beheer. Doordat de Inspecteur stukken die hij heeft verkregen uit een derdenonderzoek bij Z niet tijdig heeft overgelegd, heeft hij artikel 8:42, lid 1, Awb geschonden. Rechtbank Noord-Nederland vindt de schending dusdanig ernstig dat zij hieraan de conclusie verbindt dat de navorderingsaanslag vpb 2013 wordt vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond.

De Inspecteur beschikte volgens de Rechtbank voor de jaren 2009, 2011 en 2012 over een navordering rechtvaardigend nieuw feit en heeft geen ambtelijk verzuim begaan.

Ten aanzien van het materiële geschilpunt komt de Rechtbank tot het oordeel dat Beheer nimmer (middellijk) de gehele economische eigendom van ten minste 95% van de aandelen in B in bezit heeft gehad. Om die reden heeft B nooit tot de fiscale eenheid van Beheer kunnen behoren en zijn de correcties terecht.

Van schending van het vertrouwensbeginsel en/of het gelijkheidsbeginsel acht de Rechtbank geen sprake.

De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen vpb 2009, 2011 en 2012 terecht en tot de juiste bedragen en de aanslag vpb 2014 tot het juiste bedrag vastgesteld. Ten aanzien van deze (navorderings)aanslagen is het beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2009-2014
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
3 mei 2022
Rolnummer
19/4597; 19/4598; 19/4599; 19/4600; 19/4601
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1426
NLF-nummer
NLF 2022/0972
Aflevering
19 mei 2022
bwbr0005537&artikel=8:32a,bwbr0005537&artikel=8:32a,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0005537&artikel=8:42,bwbr0011353&artikel=3.34,bwbr0011353&artikel=3.34

Naar de bovenkant van de pagina