Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) was in 2019 het gehele jaar woonachtig in België en werkzaam in Nederland. Zij is een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. De partner van X is geen ‘fiscale partner’.

X en de partner hebben in 2019 een financieringsovereenkomst afgesloten voor een bedrag van € 300.000 voor de bouw van een eigen woning.

Een van de voorwaarden van de financieringsovereenkomst is dat X en haar partner gedurende de eerste 24 maanden, tot de volledige opname van de lening (het bouwdepot), niet verplicht zijn tot aflossing. Daarna dient de lening in 240 maandelijkse termijnen volledig afgelost te worden.

De Inspecteur heeft bij de aanslag IB/PVV 2019 van X de aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning geweigerd. Dat acht Rechtbank Zeeland-West-Brabant terecht.

Een van de vereisten om een lening als eigenwoningschuld aan te merken, is een contractuele verplichting dat de betreffende lening ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden wordt afgelost (artikel 3.119a, lid 1, Wet IB 2001). Hieraan is niet voldaan. Ten aanzien van de stelling van de gemachtigde dat bij een bouwdepot pas bij volledige opname afgelost dient te worden overweegt de Rechtbank dat indien niet voldaan wordt aan de betreffende eisen, waaronder de aflossingsverplichting, de lening niet kan kwalificeren als een eigenwoningschuld. Dat geldt ongeacht of een dergelijke financiering bij een Nederlandse of Belgische kredietverstrekker wordt aangegaan.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
15 mei 2023
Rolnummer
22/2414
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:3307
NLF-nummer
NLF 2023/1214
Aflevering
1 juni 2023
bwbr0011353&artikel=3.119a,bwbr0011353&artikel=3.119a

Naar de bovenkant van de pagina