Dividendfraudezaak aangehouden in afwachting van Canadese en Deense uitspraken
Rechtbank Noord-Holland, 24 juli 2024
Samenvatting
SKAT, de douane- en belastingdienst van Denemarken, stelt dat zij voor miljoenen is benadeeld als gevolg van grootschalige dividendfraude door Canadese pensioenfondsen en dat onder andere een aantal Nederlandse vennootschappen (de gedaagden) bij die fraude betrokken zijn. SKAT is in Canada een civiele procedure tegen de pensioenfondsen gestart, waarin zij op grond van onrechtmatige daad naar Deens recht betaling van de (volgens haar ten onrechte) terugbetaalde dividendbelasting vordert. In Denemarken loopt een bestuursrechtelijke procedure tussen SKAT en de pensioenfondsen over de vraag of het besluit van SKAT tot intrekking van de belastingteruggaven terecht is.
In de onderhavige procedure vordert SKAT bij Rechtbank Noord-Holland een verklaring voor recht dat de gedaagden naar Deens recht onrechtmatig hebben gehandeld vanwege hun betrokkenheid bij de dividendfraude en vordert zij schadevergoeding. Om haar stellingen nader te kunnen onderbouwen heeft SKAT bij de Rechtbank een incidentele vordering ex artikel 843a Rv (recht op inzage) ingesteld waarin zij een groot aantal bescheiden van de gedaagden vordert.
In de hoofdzaak betwisten de gedaagden dat sprake is van dividendfraude. Op hun beurt hebben zij ook een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingesteld waarin zij de processtukken uit de Canadese en Deense procedure vorderen. Ook hebben zij een incidentele vordering ingesteld tot oproeping in vrijwaring van de Canadese pensioenfondsen. De gedaagden willen echter dat zowel de hoofdzaak als alle incidentele vorderingen worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedures in Canada en Denemarken, omdat de beslissingen in die zaken volgens hen van belang zijn voor de onderhavige procedure en het risico bestaat op tegenstrijdige uitspraken.
SKAT betwist dat sprake is van samenhang tussen de verschillende procedures en verzet zich tegen aanhouding.
De Rechtbank komt tot het oordeel dat, gelet op de eigen stellingen van SKAT over het onrechtmatig handelen van de gedaagden, een goede rechtsbedeling meebrengt dat de hoofdzaak en de incidenten moeten worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedures in Canada en Denemarken. De Rechtbank houdt de zaak daarom aan totdat in de Canadese procedure en de Deense procedure is beslist.
BRON
Vonnis in incident van 24 juli 2024 in de zaak van de publiekrechtelijke rechtspersoon SKATTEFORVALTNINGEN, de douane- en belastingdienst van het Koninkrijk Denemarken, eiseres in conventie in de hoofdzaak, eiseres in conventie in het incident, verweerster in reconventie in de incidenten, advocaten mr. G.A. Smit, mr. T.L. Schasfoort en mr. B.C. Elion te Amsterdam,
tegen
1 gedaagde 1, wonende in woonplaats 1
2. de stichting STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR gedaagde 1,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MF FINANCE HOLDING B.V. ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALL-IN GROUP HOLDING B.V. ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALL-IN STRUCTURED FINANCE B.V. ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WATERLINE CAPITAL B.V. ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALL-IN FINANCE HOLDING B.V. ,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GSFS ASSET MANAGEMENT B.V. , alle gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Haarlem,
9. de rechtspersoon naar het recht van het emiraat Dubai, MOA TRADING (DUBAI) LTD , gevestigd te Dubai, gedaagden in conventie in de hoofdzaak, verweerders in conventie in het incident, eisers in reconventie in de incidenten, advocaten mr. J. Hagers en L.A.H. Lie Sam Foek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna SKAT en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 843a Rv
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident, tevens inhoudende incidentele vordering aanhouding en incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring, tevens inhoudende een verzoek tot toepassing art. 22 Rv, althans voorwaardelijk incident ex art. 843a Rv
- de conclusie van antwoord in de door [gedaagden] opgeworpen incidenten
- de producties 8 en 9 van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling in de incidenten op 4 juli 2024, waarbij de advocaten gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan door de griffier voor het overige aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.
2. De zaak in het kort
2.1. SKAT, de douane- en belastingdienst van Denemarken, stelt dat zij voor miljoenen is benadeeld als gevolg van grootschalige dividendfraude door Canadese pensioenfondsen en dat [gedaagden] bij die fraude betrokken zijn. SKAT is in Canada een civiele procedure tegen de pensioenfondsen gestart waarin zij op grond van onrechtmatige daad naar Deens recht betaling van de (volgens haar ten onrechte) terugbetaalde dividendbelasting vordert. In Denemarken loopt een bestuursrechtelijke procedure tussen SKAT en de pensioenfondsen over de vraag of het besluit van SKAT tot intrekking van de belastingteruggaven terecht is.
In de onderhavige procedure vordert SKAT een verklaring voor recht dat [gedaagden] naar Deens recht onrechtmatig hebben gehandeld vanwege hun betrokkenheid bij de dividendfraude en vordert zij schadevergoeding. Om haar stellingen nader te kunnen onderbouwen heeft SKAT een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingesteld waarin zij een groot aantal bescheiden van [gedaagden] vordert. In de hoofdzaak betwisten [gedaagden] dat sprake is van dividendfraude. Op hun beurt hebben zij ook een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingesteld waarin zij de processtukken uit de Canadese en Deens procedure vorderen. Ook hebben zij een incidentele vordering ingesteld tot oproeping in vrijwaring van de Canadese pensioenfondsen. [gedaagden] willen echter dat zowel de hoofdzaak als alle incidentele vorderingen worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedures in Canada en Denemarken, omdat de beslissingen in die zaken volgens hen van belang zijn voor de onderhavige procedure en het risico bestaat op tegenstrijdige uitspraken. SKAT betwist dat sprake is van samenhang tussen de verschillende procedures en verzet zich tegen aanhouding.
De rechtbank komt tot het oordeel dat gelet op de eigen stellingen van SKAT over het onrechtmatig handelen van [gedaagden] een goede rechtsbedeling meebrengt dat de hoofdzaak en de incidenten moeten worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedures in Canada en Denemarken. De rechtbank houdt de zaak daarom aan totdat in de Canadese procedure en de Deense procedure is beslist.
3. De feiten voor zover van belang in de incidenten
3.1. SKAT is de douane- en belastingdienst van het Koninkrijk Denemarken.
3.2. [gedaagde 1] is direct of indirect bestuurder van gedaagden 2 tot en met 9.
3.3. In Denemarken kunnen buitenlandse aandeelhouders recht hebben op gehele of gedeeltelijke teruggaaf van ingehouden dividendbelasting indien dit voortvloeit uit een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Denemarken en het land van vestiging van de buitenlandse aandeelhouder. Tussen Canada en Denemarken geldt een bilateriaal belastingverdrag dat de belastingheffing tussen de twee landen regelt en beoogt dubbele belastingheffing op dividenden te voorkomen (hierna: “het Belastingverdrag tussen Canada en Denemarken”).
3.4. In de periode tussen 18 juni 2013 en 8 april 2015 hebben de in Canada gevestigde pensioenfondsen [K] & Co. Corporate Pension Plan (hierna: KCCPP), GSA Trading (Canada) Corporate Pension Plan (hierna: GSAPP) en Oranje Canada Corporate Pension Plan (hierna: OCCPP) (hierna samen: de Canadese Pensioenfondsen) verschillende verzoeken tot teruggave van dividendbelasting bij SKAT ingediend.
3.5. De verzoeken tot teruggaaf werden vergezeld van bewijsstukken die waren verstrekt door de financiële instellingen ED&F Man Capital Markets (hierna: ED&F), Investec Bank PLC (hierna: Investec) en BNP Parisbas Securities Services SA (hierna: BNP Parisbas) die fungeerden als custodian van de betreffende aandelen van de Canadese Pensioenfondsen. De teruggaafverzoeken bepaalden dat de terugbetaling kon worden gedaan aan de betalingsagenten Goal Taxback Limited (hierna: GOAL) of Globe Tax Services inc. (hierna: Globe).
3.6. SKAT heeft op de teruggaafverzoeken positief beslist en in totaal een bedrag van DKK 94.870.037,43 (ongeveer 12,7 miljoen euro) aan de Canadese Pensioenfondsen uitgekeerd.
3.7. Bij besluiten van 3 april 2020 en 14 augustus 2020 heeft SKAT haar eerdere besluiten tot teruggaaf formeel ingetrokken. De Canadese Pensioenfondsen hebben hiertegen bij het Deense belastinggerecht beroep aangetekend (hierna: de Deense Procedure). Deze bestuursrechtelijke procedure loopt op dit moment nog en onduidelijk is wanneer in deze procedure uitspraak zal worden gedaan.
3.8. Op 14 september 2020 is SKAT bij de Superior Court of Justice in Ontario een civiele procedure begonnen tegen onder meer de Canadese Pensioenfondsen (hierna: de Canadese Procedure). In deze procedure stelt SKAT zich op het standpunt dat de verzoeken tot teruggaaf van dividendbelasting frauduleus waren en de Canadese Pensioenfondsen naar Deens recht onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. SKAT vordert terugbetaling van het aan de Canadese Pensioenfondsen uitgekeerde bedrag van DKK 94.870.037,43. Ook deze procedure loopt nog.
3.9. Na daartoe op 4 mei 2023 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft SKAT op 23 mei 2023 conservatoir bewijsbeslag laten leggen onder [gedaagden] waarbij forensische (volledige) kopieën zijn gemaakt van diverse gegevensdragers. De in beslag genomen (digitale) bescheiden bevinden zich in gerechtelijke bewaring bij DigiJuris.
4. Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1. Omdat SKAT en gedaagde sub 9 in het buitenland gevestigd zijn en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter hebben, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen jegens alle gedaagden kennis te nemen.
4.2. De rechtbank beantwoordt die vraag wat betreft gedaagden sub 1 tot en met 8 bevestigend en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Vo Brussel I bis), nu deze gedaagden woonplaats hebben dan wel gevestigd zijn in Nederland. Op grond van artikel 7 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank tevens bevoegd om van de vorderingen jegens gedaagde sub 9 kennis te nemen.
4.3. Ten aanzien van het op de vorderingen toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. Het toepasselijke recht dient te worden vastgesteld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Vo Rome II). Ingevolge artikel 4 van deze verordening is het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. De gestelde schade heeft zich in het onderhavige geval voorgedaan in Denemarken, zodat op de vorderingen Deens recht van toepassing is.
4.4. Op de wijze van procederen is ingevolge artikel 10:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands burgerlijk procesrecht van toepassing. Dat geldt ook voor het formele bewijsrecht. Het materiele bewijsrecht, waaronder de verdeling van de bewijslast, wordt ingevolge artikel 10:13 BW beheerst door het recht dat op de materiële rechtsverhouding van partijen van toepassing is, in dit geval dus door Deens recht.
5. De vordering in de hoofdzaak
5.1. SKAT vordert een verklaring voor recht dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor het geheel van de door SKAT geleden schade als gevolg van het onrechtmatige handelen van [gedaagden] en [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en inclusief wettelijke rente.
6. De vorderingen in de incidenten
In conventie
6.1. SKAT vordert in het incident, verkort weergegeven:
A. [gedaagden] te gebieden inzage in dan wel afgifte te verstrekken aan SKAT van de volgende gegevens:
I. alle correspondentie (waaronder e-mail, brieven en instant messaging, doch niet beperkt tot berichtenverkeer via WhatsApp) tussen:
a. [gedaagden] onderling;
b. [gedaagden] enerzijds en de Buitenlandse [gedaagde 1] Entiteiten anderzijds;
c. [gedaagden] enerzijds en de heer [A] , de heer [B] , de heer [C] , de heer [K] , de heer [D] en de heer [E] anderzijds;
d. [gedaagden] enerzijds en de Canadese Pensioenfondsen, ED&F, Investec, BNP Parisbas, GOAL en/of Globe anderzijds;
II. alle documenten die zien op de relatie tussen [gedaagden] en de Canadese Pensioenfondsen;
III. bankafschriften en andere financiële bescheiden van [gedaagden] waaruit geldstromen van en/of met de Canadese Pensioenfondsen, de Custodians, GOAL en/of Globe blijken als onderdeel van het namens de Canadese Pensioenfondsen bij SKAT terugvragen van ingehouden dividendbelasting;
in de periode tussen 1 maart 2009 (één jaar voor de oprichting van de Canadese Pensioenfondsen) en 8 april 2016 (één jaar na afloop van de laatste teruggaafverzoeken van de Canadese Pensioenfondsen), voor zover deze correspondentie betrekking heeft op het namens de Canadese Pensioenfondsen bij SKAT terugvragen van ingehouden dividendbelasting.
[gedaagden] te gebieden toe te staan en te gedogen dat een deurwaarder al dan niet met behulp van IT-specialisten (i) inzage neemt in alle onder [gedaagden] in bewijsbeslag genomen bescheiden die zich thans uit hoofde van het gelegde bewijsbeslag in gerechtelijke bewaring bevinden en (ii) door middel van de dataselectieprocedure zoals omschreven in de dagvaarding bepaalt welke bescheiden voldoen aan de omschrijving onder A.
[gedaagden] te gebieden toe te staan en te gedogen dat een deurwaarder de definitieve selectie na doorlopen van de dataselectieprocedure
primair aan SKAT ter beschikking stelt;
subsidiair aan de advocaten van [gedaagden] ter beschikking stelt, waarna zij gemotiveerd kunnen aangeven welke bescheiden niet voldoen aan de omschrijving onder A. waarna de deurwaarder (i) indien er geen bezwaren zijn of hij instemt met de bezwaren de definitieve selectie vaststelt en die aan SKAT ter beschikking stelt of (ii) indien de deurwaarder het niet eens is met de bezwaren van [gedaagden] – SKAT de rechtbank zal verzoeken een onafhankelijke derde te wijzen die de definitieve selectie maakt die vervolgens aan SKAT ter beschikking wordt gesteld;
meer subsidiair op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen procedure aan SKAT ter beschikking stelt;
te bepalen dat de in beslag genomen (digitale) bescheiden in gerechtelijke bewaring blijven en niet eerder geretourneerd hoeven te worden aan [gedaagden] dan nadat in het onderhavige geschil tussen partijen (een in kracht van gewijsde gegaan) vonnis is gewezen;
[gedaagden] te veroordelen tot betaling van een dwangsom aan SKAT van € 500.000,- voor elke schending van het onder A t/m C gevorderde, te vermeerderen met € 50.000,- voor elke dag dat deze schending voortduurt.
6.2. [gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
6.3. [gedaagden] vorderen – samengevat – dat de rechtbank:
aanhouding
I. de door SKAT aanhangig gemaakte procedure in deze stand (zowel in de hoofdzaak als in alle incidenten) op de parkeerrol plaatst in afwachting van het onherroepelijke oordeel in de Canadese Procedure en de Deense Procedures, althans zodanige aanhouding als de rechtbank met het oog op de proceseconomie gerechtvaardigd acht, met veroordeling van SKAT in de kosten van dit incident, vermeerderd met wettelijke rente;
vrijwaring
II. [gedaagden] toestaat om KCCPP, GSAPP en OCCPP op te roepen in vrijwaring en de hoofdzaak en de vrijwaringszaak gelijktijdig te behandelen, met veroordeling van SKAT in de kosten van dit incident, vermeerderd met wettelijke rente;
artikel 22 Rv, voorwaardelijk artikel 843a Rv
III. SKAT veroordeelt om volledig inzicht te geven in (onder meer) de Canadese Procedure en de Deense Procedure door in elk geval (maar niet beperkt tot) afschrift te verstrekken van de navolgende bescheiden:
- de correspondentie tussen SKAT en de Canadese Pensioenfondsen, waaronder (maar niet beperkt tot) het begin van het onderzoek dat heeft geleid tot de Canadese Procedure en de Deense Procedure;
- alle gewisselde processtukken in de Canadese Procedure en de Deense Procedure;
- (eventuele) beslissingen van de rechterlijke instanties aangaande de Canadese Procedure en de Deense Procedure;
- alle stukken die voor de oordeelsvorming van de rechtbank in de hoofdzaak relevant zijn,
met veroordeling van SKAT in de kosten van dit incident, vermeerderd met wettelijke rente.
6.4. SKAT voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
7. De beoordeling in de incidenten
De vordering van [gedaagden] tot aanhouding
7.1. Vanwege de gevolgen van een eventuele aanhouding voor de overige incidentele vorderingen, zal de rechtbank eerst ingaan op de vordering van [gedaagden] tot aanhouding.
7.2. [gedaagden] vorderen de hoofdzaak en alle incidenten aan te houden in afwachting van de uitkomst van de procedures in Canada en Denemarken. Zij leggen daaraan ten grondslag dat SKAT in deze procedure stelt dat [gedaagden] jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door een bijdrage te leveren aan de onrechtmatige handelwijze van de Canadese Pensioenfondsen bestaande uit het ten onrechte (frauduleus) terugvragen van dividendbelasting. Uit deze stellingen van SKAT volgt dat als in de Deense Procedure wordt geoordeeld dat de belastingteruggaven niet onterecht waren en in de Canadese Procedure wordt geoordeeld dat de Canadese Pensioenfondsen niet onrechtmatig hebben gehandeld, [gedaagden] ook niet onrechtmatig kunnen hebben gehandeld. De uitkomst van die procedures is daarmee evident relevant voor de onderhavige procedure. Als de rechtbank de onderhavige zaak niet aanhoudt, zal zij een oordeel moeten geven over de rechtmatigheid van de belastingteruggaven en over de (on)rechtmatigheid van het handelen van de Canadese Pensioenfondsen. Nu die vragen ook voorliggen in de Deense en de Canadese Procedure bestaat een groot risico op tegenstrijdige beslissingen. De procedures zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden en de goede proceseconomie brengt dan ook mee dat de onderhavige “afgeleide” procedure moet worden aangehouden totdat uitspraak is gedaan in de Deense en de Canadese Procedures, aldus [gedaagden]
7.3. SKAT verzet zich tegen aanhouding van de zaak. Zij voert aan dat krachtens artikel 12 Rv de Nederlandse rechter een zaak kan aanhouden in afwachting van een beslissing van een buitenlandse rechter, maar dat dit artikel alleen van toepassing is als het gaat om een procedure tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp. Aan dat vereiste is niet voldaan, want [gedaagden] zijn geen partij in de Deense of Canadese Procedure. Bovendien verschillen de procedures inhoudelijk sterk van elkaar. In de Canadese en de Deense Procedure ligt niet de vraag voor of [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld. De Deense Procedure gaat enkel over de bestuursrechtelijke vraag of de besluiten van SKAT tot intrekking van de teruggaven van dividendbelasting rechtsgeldig zijn. De onderhavige procedure is dus een op zichzelf staande zaak en geen afgeleide van de Canadese of Deense Procedure. Er bestaat dan ook geen risico op onverenigbare of tegenstrijdige uitspraken. Het feit dat de rechtbank in deze procedure ook de vraag moet beantwoorden of de Canadese Pensioenfondsen onrechtmatig hebben gehandeld verandert daar niets aan, aldus SKAT.
7.4. De rechtbank stelt voorop dat (ook) op grond van Deens (materiële) procesrecht het aan SKAT is om te stellen en te bewijzen dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld. Het enige wat SKAT aan de gestelde onrechtmatige daad van [gedaagden] ten grondslag heeft gelegd is dat zij betrokken zijn bij de fraude rondom de door de Canadese Pensioenfondsen ten onrechte teruggevraagde dividendbelasting. In haar dagvaarding koppelt SKAT het onrechtmatige handelen van [gedaagden] dan ook volledig aan het gestelde onrechtmatige handelen van de Canadese Pensioenfondsen. Gelet op deze eigen stellingen van SKAT valt niet in te zien dat [gedaagden] onrechtmatig kunnen hebben gehandeld op het moment dat wordt geoordeeld dat de Canadese Pensioenfondsen niet onrechtmatig hebben gehandeld.
7.5. De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van SKAT dat de rechtbank in deze procedure zelfstandig de vraag kan beantwoorden of de Canadese Pensioenfondsen onrechtmatig hebben gehandeld. SKAT heeft immers, behalve een verwijzing naar de Canadese Procedure en de daarin uitgebrachte Statement of Claim die als productie bij de dagvaarding is overlegd en een verwijzing naar de in opdracht van SKAT opgestelde legal opinion, die nauwelijks ingaat op het feitelijk handelen van de Canadese Pensioenfondsen, niets concreets gesteld op basis waarvan de rechtbank op dit moment kan vaststellen of de Canadese Pensioenfondsen onrechtmatig hebben gehandeld. Dit geldt evenzeer voor de vraag of de teruggaafverzoeken onterecht en frauduleus waren. Bij deze stand van zaken vergt een goede rechtsbedeling, nu [gedaagden] daar zelf om verzoeken, om aanhouding van de hoofdzaak in afwachting van de uitkomst van de Deense en Canadese Procedures.
7.6. Voor de 843a Rv-vordering van SKAT geldt hetzelfde als voor de hoofdzaak. SKAT stelt dat zij rechtmatig belang heeft bij de door haar verzochte bescheiden, omdat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld door direct betrokken te zijn bij (het ‘masterbrein’ te zijn achter) de door de Canadese Pensioenfondsen gepleegde fraude. Deze door SKAT gestelde rechtsbetrekking (onrechtmatige daad) is door SKAT net als in de hoofdzaak onderbouwd door te verwijzen naar de Canadese Procedure. De vraag of sprake is van een rechtsbetrekking in verband waarmee SKAT SKAT rechtmatig belang heeft bij de gevorderde bescheiden hangt dan ook af van de uitkomst van de Canadese en de Deense Procedures. Voorshands heeft SKAT in ieder geval onvoldoende gesteld om dit op voorhand aan te kunnen nemen. Dat de voorzieningenrechter wel voldoende aanleiding heeft gezien voor het verlenen van verlof voor het leggen van bewijsbeslag, maakt dit niet anders. De drempel voor het nemen van de aannemelijkheidstoets ligt in dat kader immers lager dan bij de beoordeling van de vordering tot inzage. De 843a Rv-vordering van SKAT zal daarom net als de hoofdzaak worden aangehouden.
7.7. Nu [gedaagden] daar zelf om verzoeken, zullen de door hen ingestelde incidentele vorderingen tot oproeping in vrijwaring van de Canadese Pensioenfondsen en de 843a Rv vordering tot het verstrekken van de processtukken uit de Canadese en de Deense Procedure ook worden aanhouden.
De proceskosten in het incident
7.8. SKAT zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident tot aanhouding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 1.228,00 aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
7.9. De door [gedaagden] gevorderde wettelijke rente over deze proceskosten zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat zal worden bepaald dat wettelijke rente verschuldigd is vanaf veertien dagen na aanschrijving.
8. De beslissing
De rechtbank
in het incident tot aanhouding
8.1. wijst de vordering tot aanhouding van de incidenten en de hoofdzaak toe,
8.2. veroordeelt SKAT in de proceskosten van het incident ten bedrage van € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als SKAT niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
8.3. veroordeelt SKAT in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
8.4. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling onder 8.2 en 8.3 uitvoerbaar bij voorraad, in de overige incidenten en in de hoofdzaak
8.5. verwijst de zaak naar de rol van 1 oktober 2025 voor uitlaten stand van zaken in de Canadese en Deense procedure,
8.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede, mr. A.J. Wolfs en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
Metadata
Internationaal belastingrecht